Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Schiedam

betekenis & definitie

Ned. gemeente in de prov. Zuid-Holland, 19,95 km2, 76870 inw., 31 % r.k., 20 % n.h., 8 % geref., 3 % overige en 38 % g. kerkg.

Tot Schiedam behoort ook de vm. gemeente Kethel. Schiedam is een oude industriestad, vroeger vooral bekend om zijn jeneverstokerijen. Belangrijker is de bedrijvigheid in de scheepsbouw, de metaalindustrie (machinefabrieken), constructie werkplaatsen, glasfabriek, drukkerijen, verffabrieken en chemische industrie. Schiedam vormt met Rotterdam een samenhangend stadsgebied en is in het openbaar vervoer van deze stad opgenomen. De oude stad telt nog tal van historische gebouwen, waaronder de ruïne van het Huis te Riviere (slot Mathenesse) uit de 13e eeuw, stadhuis (17e eeuw, vernieuwd in 1782), het Zakkendragershuis (1725), Sint-Jacobsgasthuis (1787). De Sint-Janskerk dateert gedeeltelijk uit de 14e eeuw en heeft enig fraai 16e en 17e-eeuws meubilair.GESCHIEDENIS

mstreeks 1250 werd in de Schie een dam aangelegd. Daar ontstond toen Schiedam, dat in 1275 stadsrecht kreeg. Het dankte zijn opkomst vooral aan de vaart op Engeland en aan de haringvisserij. Schiedam koos bij de twisten tussen Hoeken en Kabeljauwen (14e-15e eeuw) de zijde van de laatsten. In 1572 werd Schiedam door de geuzen bezet. De haven was ondertussen verzand, hetgeen gecompenseerd werd door de opkomst van de industrie (jeneverstokerijen). Schiedam verviel in de 18e eeuw, maar in de 19e eeuw volgde (vooral na de opening van de Nieuwe Waterweg) industriële heropbloei.

LITT. G.van der Feyst, Gesch. van Schiedam (1975).