Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Schedel

betekenis & definitie

m. (-s),

1. cranium, skelet van het hoofd, opgebouwd uit een groot aantal beenstukken van verschillende vorm ; een harde schedel hebben, (fig.) niet snugger zijn;
2. geraamte van het hoofd, doodshoofd.

De beenstukken van de schedel ontwikkelen zich ten dele uit een kraakbenig voorstadium (delen van de schedelbasis, neuskapsel, oorkapsel), ten dele direct uit een bindweefselmatrix. Een deel van de schedel, m.n. de onderkaak, heeft zich uit een geheel andere moederbodem gevormd, nl. uit een matrix die bij het zeer jonge embryo van mens en zoogdieren beschouwd wordt als overeen te komen met de eerste kieuwboog bij vissen.

Functioneel is de schedel te verdelen in

1. aangezichtsschedel (splanchnocranium of viscerocranium), die zich heeft ontwikkeld rondom en onder het voedselopname-apparaat (neus en mond met bijbehorende organen);
2. hersenschedel (neurocranium), die zich vormt en groeit rondom en onder invloed van de hersenen. Het achterhoofdsgedeelte van de schedel heet occiput, het kruingedeelte calvaria. De hersenschedel wordt ook wel verdeeld in schedelbasis, waarop de hersenen rusten, en de schedelkap, die de hersenen als een gewelf overdekt en beschermt. Hersenschedel en aangezichtsschedel vertonen bovendien duidelijk verschillende groeitendensen, hetgeen samenhangt met de in deze delen gevatte vitale organen. Gedurende de ontwikkeling van eicel tot volwassen individu groeien de hersenen en daarmee de hersenschedel en o.a. hart en lever sneller en in sterkere mate dan de meeste andere organen. Bij het pasgeboren kind omvat het hoofd bijna éénderde deel van de gehele romp, waarbij m.n. de hersenschedel door zijn afmetingen imponeert (groei). De aangezichtsschedel gaat bijna geheel schuil onder het voorste deel van de hersenschedel. Pas veel later en vooral gedurende de puberteitsjaren, als de hersenschedel een reeds nagenoeg volwassen grootte heeft bereikt, ontwikkelt de aangezichtsschedel zich steeds meer tot de volwassen staat, komt hij als het ware van onder de hersenschedel te voorschijn.

De groei van het aangezicht vertoont bij verschillende rasgroepen duidelijke verschillen, zowel in de absolute als relatieve zin, hetgeen de verschillen in vorm, uitdrukking en profiel van het aangezicht tot gevolg heeft. Hetzelfde geldt voor de hersenschedel, waar duidelijke verschillen in vorm en maat tussen verschillende rasgroepen te constateren zijn (schedelindex). De vorm van de hersenschedel, m.n. de koepelvorm van de schedelkap verleent hem een grote elasticiteit en daardoor een grote weerstand tegen uitwendig geweld. Dit wordt nog vermeerderd door de aanwezigheid van de verbindingsnaden tussen de samenstellende beenstukken (schedelnaad), die pas op hoge leeftijd verbenen. Hierdoor verleent de hersenschedel een zeer efficiënte bescherming aan de kwetsbare, vitale inhoud, de hersenen. Zie bregma, fontanel, kaakfractuur, schedelbreuk.

Bij de zoogdieren draagt de schedel twee achterhoofdsknobbels; bij de vogels en vissen slechts één.