Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Schatkistpapier

betekenis & definitie

o., de verzamelnaam voor schatkistbiljetten, -certificaten en -promessen.

Schatkistpapier is meestal verhandelbaar, aan toonder gesteld, en heeft een korte omlooptijd.

Men onderscheidt in Nederland:

1. schatkistpromessen, promessen met een looptijd van 3-12 maanden, die worden geplaatst tegen betaling van het nominale bedrag onder aftrek van de rente (disconto) en op de vervaldag worden afgelost tegen de nominale waarde;
2. schatkistbiljetten, kortlopende obligaties, voorzien van halfjaarlijkse coupons, met looptijden van 2-5 jaar; afgifte geschiedt a pari (tegen het nominale bedrag), of met een agio of disagio;
3. schatkistcertificaten, obligaties aan toonder met middellange looptijden (oorspronkelijke looptijden van 8-10 en 12 jaar) met halfjaarlijkse coupons.

De coupures zijn f 100.000 en hoger; daardoor vormen zij een beleggingsobject vooral voor banken, institutionele beleggers en incidenteel ook voor zeer grote ondernemingen. Schatkistpromessen en schatkistbiljetten kunnen door het Ministerie van Financiën worden verkocht bij inschrijving, hetzij in de vorm van een tenderinschrijving, hetzij in de vorm van inschrijving tegen door de staat tevoren vastgesteld disconto-, c.q. interestpercentage en tot een van te voren vastgesteld bedrag, of gedurende langere tijd permanent over de toonbank afgegeven, d.w.z. dat het rijk het tarief bekend maakt waartegen het bereid is onbeperkt geld op te nemen. De schatkistcertificaten werden voor het eerst in 1954 uitgegeven. Dit papier was slechts verhandelbaar tussen de banken onderling en slechts in beperkte mate bij De Ned. Bank beleenbaar; geleidelijk zijn de voorwaarden verzacht en werd een groter gedeelte vrij verhandelbaar. Ook De Ned. Bank kan schatkistpapier afgeven in het kader van een open-marktpolitiek.

Schatkistpapier met een looptijd bij uitgifte van korter dan vijf jaar wordt vlottende schuld genoemd, in tegenstelling tot de vaste of gevestigde schuld. Voor 1940 was het bedrag aan uitstaand schatkistpapier betrekkelijk gering en bestond ruim 80% van de totale staatsschuld uit vaste schuld. Na 1945 is de in omloop zijnde hoeveelheid schatkistpapier aanzienlijk toegenomen doordat de staatsschuld absoluut sterk opliep en de vlottende schuld een veel belangrijker deel van de totale schuld ging uitmaken (per 1.1.1950 61%). Sedertdien is het aandeel van de vlottende schuld weer gedaald. De bruto staatsschuld beliep in juni 1978 71 mrd. waarvan 9,7% uit schatkistpapier bestond.

In België speelt de Nationale Bank (NBB) een belangrijke rol bij de voorziening van de geldmarkt in schatkistpapier. Men onderscheidt:

1. schatkistcertificaten op zeer korte termijn (1-3 maanden); zij worden door de NBB opgenomen of afgestaan naarmate de toestand van de markt dit vereist en worden verhandeld onder de banken, de financiële instellingen van de overheidssector en bepaalde parastatale instellingen, de NBB bepaalt de rentepercentages;
2. schatkistcertificaten met een looptijd van zes, negen en twaalf maanden; zij worden bij toewijzing uitgegeven op dezelfde markt plus de particuliere spaarkassen; de toewijzing gebeurt tegen de rentevoet van het laagst in aanmerking genomen aanbod;
3. schatkistcertificaten ‘B’ en certificaten op vier maanden van het Rentenfonds; deze worden sinds 1962 door middel van wekelijkse toewijzingen uitgegeven tegen één enkele rentevoet. De rentepercentages van de ‘B’-certificaten volgen die van de Rentenfondscertificaten. De termen schatkistcertificaten en schatkistbons hebben een zelfde betekenis, de eerste wordt gewoonlijk in BF, de laatste in vreemde munt uitgedrukt.