Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Sacrament

betekenis & definitie

[Lat. sacramentum, heilig geheim; heilige handeling of bondseed], o. (-en), een heilbrengende symbolische rituele handeling. In de godsdiensthistorie is een sacrament een ceremonie waarin langs de weg van een zintuigelijk genieten van materiële voorwerpen tegelijk een bovenzinnelijke vorm van heil wordt verkregen.

Voorbeelden: in de oudheid het schouwen van een afgemaaide korenaar in de Eleusinische mysteriën of het genieten van het Nijlwater in de Isis-mysteriën; in een bepaalde tantristische school van het hindoeïsme kent men een ritueel waarin vlees, wijn, vis, gebakken graankorrels en de coïtus de vereniging met de godheid bewerken. Verwant zijn hellenistische mysteriën en christelijke sacramenten. Rooms-Katholieke Kerk. De oudchristelijke schrijvers verstonden onder sacramenten elke heilige verborgenheid en elk teken daarvan; Paulus b.v. noemt het huwelijk een groot geheim (mysterion, sacramentum, Ef.5,32) met betrekking tot Christus en zijn kerk. De term had tot de 12e eeuw nog niet de uitsluitende betekenis van later. Hugo van Sint Victor (♱1141) noemde b.v. het ontvangen van wijwater en gewijde as een sacrament; Otto van Bamberg noemde het eerst (1124) alle zeven sacramenten achter elkaar (de orthodoxe kerken in het Oosten kennen, onder invloed van het Westen, eveneens zeven sacramenten). Sinds de 12e eeuw heeft sacrament zijn tegenwoordige betekenis: heilige handelingen en woorden door Jezus Christus ingesteld, om de genade te geven, die zij aanduiden; of: sacramenten zijn ontmoetingen met God, uitwendige menselijke symbooldaden, tevens symboolhandelingen van Christus en van de kerkgemeenschap, door Christus ingesteld als mysteriën, waarin aan God eredienst bewezen wordt, waarin heil betekend en werkdadig door Christus gegeven wordt, en waarin de kerk en zoveel mogelijk ook de individuen hun geloof in dat heil belijden.Het Concilie van Trente (1545-63) formuleerde de leer over de sacramenten over het algemeen in confrontatie met de Reformatie. Hun aantal is zeven: doopsel, vormsel, sacrament des altaars, biecht, heilig oliesel, priesterschap en huwelijk. Alle sacramenten geven de ‘heiligmakende genade’ of vermeerdering daarvan; bovendien ‘genade van bijstand’, alles onder voorwaarde, dat de sacramenten geldig en waardig ontvangen worden. Zij werken ex opere operato (krachtens de gestelde handeling). Het noodzakelijkste sacrament is het doopsel, daar niemand zonder doopsel zalig kan worden. De sacramenten worden onderscheiden in sacramenten der doden (doopsel en biecht), ingesteld voor wie het leven der ziel missen en sacramenten der levenden (de overige vijf), die moeten worden ontvangen in ‘staat van genade’.

Het doopsel, vormsel en priesterschap kunnen maar eenmaal ontvangen worden, daar zij een eeuwigdurend merkteken (karakter) in de ziel drukken. De priester is de gewone bedienaar van de sacramenten. De bisschop echter van vormsel en priesterschap; in geval van nood mag en moet ook een leek het doopsel toedienen.

Reformatie. Er is in de kerken van de Reformatie, die over het algemeen twee sacramenten kennen (doop en avondmaal), nooit volledige overeenstemming geweest over de sacramentsopvatting. Deze loopt van symbolisch (Zwingli) via tal van overgangen tot realistisch (Luther). Ook over de al of niet noodzakelijkheid van het sacrament voor het heil lopen de opvattingen uiteen, alsmede over de voorwaarden voor de bevoegdheid om het sacrament te bedienen. De oecumenische beweging van de 20e eeuw uit zich ook in het verlangen naar wederzijdse erkenning van de geldigheid van b.v. de doop tussen kerken, alsook naar gezamenlijke bediening van het avondmaal. De neiging neemt toe om daarbij de verschillen in opvatting ondergeschikt te maken aan de waarde van het gestalte geven aan de beleving van de gemeenschap der christenen. De praktijk is vaak verder dan de theologie en de kerkelijke wetten.

Dit geeft in sommige gevallen aanleiding tot spanningen, die weer een nieuwe bezinning op de betekenis van het sacrament bevorderen.

LITT. G.van der Leeuw, Sacramentstheologie (1949); E.Schillebeeckx, De sacramentele heilseconomie (1952); E.Schillebeeckx, Christus, sacrament van de godsontmoeting (1964); P.Anciaux, Sacrament in leven (1967); E.Jüngel en K.Rahner, Was ist ein Sakrament? (1971); C.Traets, Sacramententheologie (1975).