Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Ruit

betekenis & definitie

v./m. (-en),

1. (ook: rombus), vierhoek met gelijke zijden;
2. (heraldiek) genoemde figuur op een scherpe punt staand; aldus gevormd schild; roodgekleurd figuurtje van die vorm op een speelkaart;
3. vierkante of rechthoekige figuur, b.v. op een damof schaakbord, op papier, in een wafelijzer, in een wafel; geslepen vlakje op een edelsteen; blok op stoffen of goed: Schotse ruiten;
4. rechthoekige of vierkante glazen plaat in het raamwerk van een venster, schijf vensterglas: een ruit inzetten; de ruiten zijn beslagen; zijn eigen ruiten ingooien, inslaan, (fig.) zelf zijn zaak bederven, zich nadeel berokkenen; een mooi gezicht voor een kapotte ruit, gezegd van een huilend kind, een lelijk persoon of van iets dat er slordig uitziet of bijhangt.

HERALDIEK

Het ruitembleem op wapenschilden is altijd afgebeeld staande op een van de scherpe punten. Wanneer in een schild van twee of meer ruiten de punten elkaar raken, wordt dit aanstotend genoemd. Is een schild geheel overdekt met aanstotende ruiten, afwisselend van metaal en kleur en langs de schildranden afgesneden, dan spreekt men van geruit. Een ruit kan ook doorboord of geledigd zijn; in zo’n geval bestaat de hoofdfiguur uit een smalle rand, waarbinnen de kleur van het schild weer optreedt.

Dikwijls duidt een ruit in een wapen op een stuk land of grondgebied en kan dan vergeleken worden met een klaverblad.

Een ruitvormig schild is sedert lang gebruikelijk als het wapenschild van een ongehuwde vrouw.

BANISTIEK

Een juist geplaatste ruit op een vlag wijst met een scherpe punt naar de broekzijde.