Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Ruimte

betekenis & definitie

v. (-n, -s),

1. plaats om zich uit te breiden, zich te bevinden of te bewegen: dat neemt wel ruimte in; er is genoeg ruimte; ruimte maken, plaats maken om iets neer te zetten enz.;
2. afstand, plaats of plek tussen twee of meer zaken: de ruimte tussen de woorden; een open ruimte

opvullen; speelruimte;

3. door grenzen, m.n. door drie dimensies bepaalde plaats: een ledige ruimte; vertrek: een verwarmde ruimte;
4. de zonder nadere bep.; het wereld-, hemel-of luchtruim wat zich buiten de atmosfeer of het zwaartekrachtveld van de aarde bevindt noemt men wel de kosmische ruimte; in de ruimte staren, voor zich uit kijken zonder een bepaald object in het oog te vatten; gepraat, gezwam in de ruimte, gepraat waaraan men niets heeft, zonder tot resultaten te komen; het ruimte , open, vrije veld; plaats waar men zich vrij kan bewegen: iemand de ruimte geven, ruim baan voor hem maken; (gemeenz.) geef hem de ruimte, laat hem passeren, laat je niet met hem in, laat hem ongehinderd voorbijgaan; (ook) schaatsenrijden? Nou geef hem de ruimte, daar is hij goed in; de ruimte

kiezen, zich in volle zee begeven, (ook) zich aan het gevaar onttrekken;

5. (filosofie en wiskunde) de onbegrensde uitgebreidheid waarin zich de lichamen bevinden of een begrensd deel daarvan: de begrippen van en tijd; door drie afmetingen bepaald als ruimte,uitgebreidheid;
6. het ruim-zijn, ruimheid;
7. meer dan voldoende of grote hoeveelheid, overvloed: de op de geldmarkt, de overvloed aan geld.

FILOSOFIE

De filosofische opvattingen omtrent de ruimte kunnen in drie hoofdgroepen worden ingedeeld.

1. De realistische opvatting, volgens welke de ruimte werkelijk en zelfstandig bestaat en de lichamen slechts een plaats daarin hebben zonder de ruimte te beïnvloeden. Bekend is de absolute ruimte van Newton, die volkomen homogeen is en onafhankelijk van alles wat er zich in bevindt en afspeelt.
2. De idealistische opvatting, volgens welke de ruimte een produkt van de menselijke geest is, buiten welke zij niet bestaat. De ruimte is slechts een idee, wat een gevolg is van de beperktheid van de menselijke geest, die zich coëxisterende lichamen alleen maar naast, onder, boven, voor of achter elkaar kan voorstellen. Een speciale vorm heeft deze opvatting bij Kant, die meent dat de ruimte a priori is, een vorm van de aanschouwing, maar dat de vraag of de ruimte ook buiten de geest bestaat zinloos is; voor de mens is de ruimte echter, juist omdat zij a priori is, noodzakelijk en absoluut.
3. De relationele opvatting (Leibniz) volgens welke de ruimte de orde en het verband tussen de coëxisterende verschijnselen zelf is, d.w.z. ruimtelijke relaties zijn primitief en het begrip ruimte is slechts de generalisatie daarvan. In deze opvatting past goed de relativistische theorie van de ruimte, die inhoudt dat de ruimte niet onafhankelijk is van de lichamen, maar, integendeel, door hen wordt beïnvloed; zij is dus niet homogeen, maar haar aard wordt bepaald door de lichamen ‘waartussen’ zij zich bevindt (relativisme).

LITT. E.W.Beth, Wijsgerige ruimteleer (1950); M. Jammer, Concepts of space (1960); W.Gölz, Dasein und Raum (1970); J.R.Lucas, A treatise on time and space (1973); M.Capek, The concepts of space and time (1975); A.Gosztonyi, Der Raum (1976).

WISKUNDE

Lang heeft men gedacht dat de ruimte noodzakelijk driedimensionaal en euclidisch was. Bij de ontwikkeling van de moderne wiskunde zijn echter tal van andere ruimtevormen opgesteld die wiskundig gelijkwaardig zijn. Het is ook gebleken dat de natuurverklaring ook andere ruimtevormen dan de traditionele euclidische eist.

De gewone planimetrie en stereometrie dringen zich op als het systeem van ruimtelijke verhoudingen dat bij gewone mechanische en klassieke natuurkundige verschijnselen past. De relativiteitstheorie heeft ook aan niet-euclidische meetkunden een fysische betekenis geschonken en daarmee die opvatting bevestigd. Het is sinds H.Minkowski (1909) gebruikelijk de imaginaire tijd als vierde dimensie aan de ruimte toe te voegen, en zo van een vierdimensionale Tuimte-tijd-uitgebreidheid’ te spreken. De aanvankelijke reden was de grote wiskundige eenvoud, waarmee men de elektriciteitsleer kon behandelen. Tegenwoordig behandelt men ook veel algemenere ruimten, b.v. in de differentiaalmeetkunde van meer afmetingen, en in de topologie.