Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Rome

betekenis & definitie

(Lat. en Ital.: Roma), hoofdstad van Italië en van de gelijknamige prov. (5352 km2, 3,5 mln. inw.) in de regio Latium, 2,9 mln. inw. Rome ligt in hoofdzaak op de linkeroever van de Tiber in een zacht golvend landschap, de Campagna Romana of Agro Romano, en is gebouwd op ‘zeven’ heuvels, Palatinus, Capitolinus, Aventinus, Quirinalis, Viminalis, Esquilinus en Caelius die in de oudheid al bekend waren.

Aan de rechteroever van de Tiber liggen o.a. de volkswijk Trastevere [Lat. trans Tiberim], de heuvels Gianicolo, Vaticano en Mario (139 m), en Vaticaanstad. De stadswijken aan weerszijden van de Tiber zijn door een twintigtal bruggen met elkaar verbonden. Rome kent geen gordel van voorsteden, de zes suburbi zijn buitenwijken. Slechts 16,5 % van het totale grondgebied (1500 km2) is stedelijk gebied, in het overige gebied wonen 0,5 mln. mensen. Van de stadsbevolking woont 75 % in de 35 wijken, quartieri. De binnenstad wordt vooral in beslag genomen door overheidsgebouwen, banken, kantoren en winkelbedrijven en is onderverdeeld in 22 rioni.

Het bestuur van Rome berust bij een gemeenteraad van 80 leden, die een burgemeester en een 18 leden tellende stadsraad kiest. Verder kent de stad 21 wijkraden met een bemiddelende functie tussen overheid en burgerij.STADSBEELD

De rijke geschiedenis van Rome, bekend als de Eeuwige Stad, weerspiegelt zich in het stadsbeeld. Het middelpunt van Rome vormden de heuvels Capitolinus en Palatinus, waarop zich vele tempels en de keizerlijke paleizen bevonden; tussen deze heuvels lag het aloude Forum Romanum. Na de val van het Westromeinse Rijk verplaatste het centrum zich naar het toen reeds dichtbevolkte Campus Martius, het door een bocht van de Tiber omsloten gebied ten westen van de Capitolinus; de smalle straten van dit stadsdeel herinneren nog veelal aan de middeleeuwen. Daarna heeft de stad zich vooral naar het noorden uitgebreid, vooral na de eenwording van Italië in 1870. De moderne wijken hebben in het algemeen rechte, brede straten.

ECONOMIE

Rome is na Milaan het tweede economisch zwaartepunt van Italië. Het heeft vooral betekenis als bestuurscentrum (ca. 50 % van de beroepsbevolking). Het stadscentrum wordt getypeerd door de driehoek Quirinaal (presidentieel paleis), Montecitorio (kamer van afgevaardigden) en Palazzo Madama (senaat). De industrie vindt men verspreid in de voorsteden; zij omvat constructiewerkplaatsen, voedingsmiddelen, hout, papier, machines, chemische nijverheid en filmindustrie (Cinecittà). Verder is Rome als handelscentrum van betekenis. Na Milaan heeft Rome de belangrijkste beurs van Italië. Van de vele bankinstellingen zijn de Banca d’Italia en de Banco di Roma de bekendste.

Ook als knooppunt van verkeerswegen en als uitgangspunt voor het vreemdelingenverkeer speelt Rome een grote rol. Er is een zeer dicht net van autobuslijnen. Het Stazione Termini en het Stazione Ostia Lido worden door een metrolijn verbonden. Bij de stad liggen de luchthavens Leonardo da Vinci, Ciampino en Urbi.

CULTUUR

Door Vaticaanstad is Rome zetel van de Rooms-Katholieke Kerk. De culturele betekenis van Rome is zeer groot. Er zijn veel instellingen op het gebied van wetenschap en kunst (Vaticaanstad). Behalve de universiteiten (o.a. uit 1303 en 1553) bevinden zich er verscheidene hogescholen en een academie voor beeldende kunsten. Verschillende staten hebben te Rome ook één of meer wetenschappelijke instituten gevestigd (o.a. École Française, Academia Belgica, American Academy, het Ned.

Instituut). In het centrum van de stad bevindt zich de zetel van de Food and Agriculture Organization van de VN. Van de staatsbibliotheken is de Biblioteca Vittorio Emanuele (met ca. 3 mln. delen) de grootste.

BEZIENSWAARDIGHEDEN

De belangrijkste bouwwerken uit Romeinse tijd zijn voor het merendeel gelegen in de zuidelijke helft van de stad. Van de wegen die in de oudheid van Rome uitstraalden in vele richtingen is de Via Appia, gedeeltelijk bewaard gebleven. Bij deze weg aan de zuidrand van de stad bevinden zich ook overblijfselen van een aquaduct, Romeinse grafmonumenten en enige ingangen tot de catacomben. Rome heeft vele oude kerken, vaak reeds daterend uit de tijd van het Romeinse Rijk, b.v. uit de 4e eeuw de Santa Pudenziana (met mozaïeken), de Santi Quattro Coronati, de San Clemente (basilica onder een 12e-eeuwse kerk met mozaïeken; onder de basilica resten van een Mithrasheiligdom), de San Paolo fuori le Mura (herbouwd na brand in 1823; 5e-eeuwse mozaïeken; kloostergang uit de 13e eeuw), de San Giovanni e Paolo, de Sant’Agnese fuori le Mura (met catacomben), de San Giovanni in Laterano (kloostergang uit de 13e eeuw), de San Lorenzo in Lucina, de Santa Constanza en de Santa Maria in Trastevere (waarschijnlijk de eerste officiële christelijke kerk in Rome), uit de 5e eeuw de Santa Maria Maggiore (basilica; mozaïeken), de Santa Prassede (mozaïeken uit de 9e eeuw), het achthoekige Battistero di San Giovanni (mozaïek uit de 7e eeuw), de San Pietro in Vincoli (graf van paus Julius II ; Mozes van Michelangelo) en de Santa Sabina (houten deur met reliëfs). Uit iets latere tijd dateren waarschijnlijk de Santo Stefano Rotondo, uit de 9e eeuw de Santa Maria in Via Lata en Santa Maria sopra Minerva (gebouwd op de resten van een Minervatempel) en de Santa Cecilia in Trastevere (herhaaldelijk gerestaureerd; mozaïekwerk). Op het eiland in de Tiber staat de San Bartolomeo (10e eeuw). Van de kerken uit latere tijd zijn de belangrijkste uit de 15e eeuw de Santa Maria del Popolo, de Sant’Agostino (renaissancegevel), de Santa Maria della Pace (fresco’s van Rafaël) en de San Pietro in Montorio; uit de 16e eeuw II Gesù, de Santa Maria dell’Anima ( (kerk van de Duitse en Ned. gemeenschap), de Sant’Andrea della Valle (fresco’s van Dominichino; koepelschildering van Lanfranco) en de San Giovanni dei Fiorentini; uit de 17e eeuw de Sant’Ignazio, de Santa Maria della Concezione en de Sant’Agnese in Agone (gebouwd door Borromini).

Van de vele palazzi behoren tot de oudste het Palazzo Venezia (thans Nationaal Instituut voor Archeologie en Kunstgeschiedenis), het Palazzo della Cancelleria (eigendom van de paus) en het Palazzo Corsini (huisvesting van de Accademia dei Lincei, de bibliotheek Corçini en een schilderkunstmuseum), alle uit de 15e eeuw. Uit de 16e eeuw dateren het Palazzo del Laterano (vroegere pauselijke residentie, thans Lateraans Museum, met afdelingen gewijd aan antieke kunst, christelijke kunst en de missie, tegenover dit gebouw de Scala Santa), het Palazzo Ruspoli (gebouwd door Ammanati), het Palazzo Massimo alle Colonne, het Palazzo Farnese (door Michelangelo; fresco’s van Caracci), het Palazzo Spada (schilderijenverzameling), de Villa Medici (op de helling van de Pincio) en de Villa Doria-Pamphili (ten westen van de Tiber). De Villa Colonna en Villa Doria uit de 18e eeuw herbergen beide een schilderijenverzameling, de Villa Albani or Torlonia (eveneens 18e eeuw) een verzameling beeldhouwwerk. De belangrijkste musea van Rome zijn de Musei Capitolini (bouwkunst), de Pinacoteca Capitolina (schilderijen), het Thermenmuseum (beeldhouwwerk, schilderijen), het Etrurisch museum, het Museo Barracco, het Museo Torlonia (antiek), de Galleria Borghese (beeldhouwwerk, schilderijen) en de Galleria Nazionale d’Arte Moderna (moderne kunst).

Rome heeft vele mooie pleinen, dikwijls gesierd door een fraaie fontein. De beroemdste fonteinen zijn de Fontana dei Fiumi op de Piazza Navona, de Tritonfontein op de Piazza Barberini, en de Fontana di Trevi, alle van Bernini (17e eeuw). Reeds tussen beide wereldoorlogen verrees een aantal moderne bouwwerken (Foro Italico, sportpaleis), na de Tweede Wereldoorlog was er een enorme bouwactiviteit: geweldige uitbreiding naar alle zijden van de stad.

LITT. L.von Matt, Het gelaat van de Eeuwige Stad (1957); M.Andrieux, Rome (1960); A.Menen, Visages de Rome (1961); B.A.Wall, A city and a world (1962); P.Chaulot, Rome (1963); F.de Bruyn, De zeven heuvelen van Rome (2e dr. 1963); J.J.M.Timmers, Gids voor Rome en omstreken (1963); C. Oorthuis, Dat is Rome (4e dr. 1966); W.Buchowiecki, Handbuch der Kirchen Roms (1967); J.G. Bolton, Roman century; a portrait of Rome as the Capital of Italy, 1870-1970 (1971); R.C.Fried, Planning the eternal city; Roman politics and planning since World War Two (1973); S.Tomassino, Roma 2000, l’infrastruttura aeroportale (1973); H.Hülsen en J.Rast, Rom (6 e dr. 1976).

GESCHIEDENIS

Voorgeschiedenis en Koningstijd (tot ca.510 v.C.). Volgens de sage is Rome gesticht in 754 of 753 v.C. door Romulus, die de eerste koning werd op de Palatijn. De archeologische vondsten wijzen echter al op bewoning vanaf de 14e eeuw v.C. (op het Capitool). Eind 7e eeuw v.C. werd Rome veroverd door de Etruriërs, die midden 6 e eeuw v.C. het moerassige dal tussen de Palatijn en het Capitool drooglegden en het in gebruik namen als marktplein, het latere Forum Romanum, cultureel en politiek centrum van Rome. Aan Servius Tullius schrijft men de indeling van de stad in vier regionen toe en de bouw van een stadsmuur.

Het Capitool bleef als burcht en religieus centrum buiten deze omwalling. Als verbinding tussen de beide oevers van de Tiber werd in de Koningstijd, midden 7e eeuw v.C., een houten brug, de Pons Sublicius, gebouwd.

De Republiek (ca. 510 v.C.―27 v.C.). Tijdens de bezetting van de stad door de Galliërs in 387 v.C. werd er veel verwoest, behalve de gebouwen op het Capitool. Naarmate de macht van Rome groter werd, ging men steeds meer bouwen, vooral tempels. De straten werden geplaveid en het riolennet uitgebreid. Er kwamen stenen bruggen over de Tiber en er werden aquaducten aangelegd, de eerste in 312 v.C. In de 2e―1e eeuw v.C. ontstond het stadsproletariaat, waarvoor aparte woonwijken werden gebouwd (zie insula).

De Palatijn werd woonwijk voor de aanzienlijken, terwijl het volk zich ook buiten de stadsmuur ging vestigen, o.a. op de Ianiculus over de Tiber (het huidige Trastevere). Men neemt aan dat Rome begin 1e eeuw v.C. ca. 400.000 inwoners had. Branden maakten herhaaldelijk herbouw van bepaalde stadsgedeelten noodzakelijk. Iulius Caesar werkte zelfs een programma voor volledige stadsvernieuwing en -planning uit. De aanleg door Caesar van een eigen forum gaf de stoot tot de aanleg van de keizerfora.

Keizertijd (27 v.C.―5e eeuw n.C.). Augustus, de eerste keizer, sloot in zijn bouwpolitiek aan bij die van Caesar. Hij deelde de stad in 14 regionen in, die zowel binnen als buiten de stadsmuren lagen. De eerste openbare thermen (van Agrippa) werden gebouwd. Augustus verplaatste zijn woonresidentie naar de Palatijn (Huis van Livia), waar vanaf die tijd de keizers zouden blijven wonen.

Onder Nero (54-68) werden er bij de grote stadsbrand van 64 vier stadsregionen verwoest en zeven zwaar beschadigd. Hij bouwde in het centrum zijn Domus Aurea, verbreedde de straten en legde pleinen aan. De thermen van Nero zijn de eerste van de reeks keizerthermen. In de tijd van Traianus (98-117) tot de Severi (193-211 ) bereikte de stad de grootste omvang en het hoogste inwonertal. Onder Hadrianus (117-138) en Antoninus Pius (138—161) werden nieuwe stadswijken gebouwd. Eind 3e eeuw was het voornaamste bouwwerk de stadsmuur, die Marcus Aurelius in 271 begon om de stad tegen de barbaren te beschermen. De thermen van Diocletianus (284-305), de basilica van Maxentius (306-312), de thermen van Constantijn de Grote (306-337) zijn de laatste grote bouwwerken.

Het aantal bruggen werd in de Keizertijd uitgebreid tot negen, dat van de aquaducten tot twaalf. Van de gebouwen uit de Keizertijd is het Pantheon het best bewaard gebleven.

Middeleeuwen. In de middeleeuwen liep de bevolking tot enkele tienduizenden terug, de gebouwen van de Palatijn en het Forum Romanum vielen gaandeweg in puin. Rome werd een provinciestad van het Byzantijnse Rijk, ondergeschikt aan Ravenna, en bleef slechts dank zij het pausschap nog enige betekenis behouden. Rond 800 was er sprake van enige opleving door toedoen van de Frankische keizer Karel de Grote, die Rome tot hoofdstad van zijn rijk maakte. Uit die tijd dateren verschillende basilica’s. Door de twisten tussen paus en adel zette het verval echter spoedig weer in, wat in 1305 uitliep op de vestiging van de paus te Avignon. De terugkeer in 1377 van de pausen, die vanaf die tijd als vorst gingen regeren, leidde een periode van stabiliteit en een opbloei van kunst en cultuur in, die de stad tot een hoogtepunt zou voeren.

Renaissance en barok. Paus Martinus v (1417-31) en zijn opvolgers werkten aan de verfraaiing van de stad door de bouw van kerken en paleizen. Sixtus v (1585-98) bracht bovendien belangrijke verbeteringen in het stratenplan aan. Maar vóór die tijd werd de stad nog eenmaal door plundering vernederd (1527, Sacco di Rorna) door de Duitse soldaten van Karel V. In de renaissance, werkten beroemde kunstenaars als Bramante, Michelangelo en Rafaël te Rome en werden er grootse pallazi en kerken gebouwd. Deze artistieke activiteiten werden tijdens de barok nog opgevoerd (kerken als de Gesù en de Chiesa Nova).

1798—heden Met de komst van de Fransen in 1798 werd Rome opnieuw een republiek. Met de terugkeer van paus Pius VII in 1814 ontstond een periode die zich kenmerkte door het absolute gezag dat deze en zijn opvolgers uitoefenden. Toen op 20.7.1870 de troepen van Victor Emanuel II bij de Porta Pia Rome binnenvielen, werd de stad hoofdstad van het koninkrijk Italië. Grote gedeelten van de binnenstad moesten plaats maken voor de aanleg van regeringsgebouwen en brede straten en voor de regulering van de Tiber. De heuvels in het zuiden en oosten van de stad werden weer bewoond en er verrezen tal van monumentale bouwwerken (o.a. het monument voor Victor Emanuel, 1911). Tegelijkertijd ging men zich met wetenschappelijk archeologisch onderzoek bezighouden, waardoor vaak nog tijdig bepaalde monumenten gespaard konden worden. Tijdens het fascistische regime van Mussolini werden enkele grote verkeersaders door Rome aangelegd, in de Tweede Wereldoorlog werd de stad door de Geallieerden ontzien als ‘open stad’.

LITT. E.Nash, Pictorial dictionary of ancient Rome (1962); D.R.Dudley, Urbs Roma (1967); P.Fréderix, Rome, histoire de la ville éternelle (1969); C. Baracconi, I rioni di Roma (1971); J.G.Bolton, Roman century: a portrait of Rome as the Capital of Italy, 1870-1970 (1971); H.A.Stützer, Das alte Rom (1971); L.Bruhns, Die Kunst der Stadt Rom (1972); C.EIling, Rome: the biography of its architecture from Bernini to Thorwaldsen (1975); R. Krautheimer, Rome, profile of a city, 312-1368 (1978).