Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Rijwiel

betekenis & definitie

o. (-en), (ook: fiets), een veelal tweewielig voertuig dat wordt voortbewogen door beenspierkracht van de berijder(s) via een overbrenging; rijwiel met hulpmotor: (vero.) bromfiets.

(e)-Het moderne rijwiel bestaat uit een draagraam, een voorvork met stuur, twee wielen, een trapas met krukken en pedalen, een overbrenging en een zadel. Het draagraam, ruitvormig met korte diagonaal, is samengesteld uit naadloos getrokken of gelaste buizen met cirkelvormige doorsnede, ook wel halfcirkel- of ellipsvormig, die met tussenvoeging van zgn. fittingen aan elkaar gesoldeerd zijn. Van de achterste driehoek zijn twee zijden vorkvormig voor het opnemen van het achterwiel. De voorste driehoek is afgeknot met een buis waarin de voorvork met stuur draaibaar op kogels bevestigd is. Van damesfietsen is de bovenste buis doorgebogen om het opstappen te vergemakkelijken.

De wielen bestaan uit as, naaf, spaken, velling en band. De naaf heeft twee randen waarin de spaken axiaal bevestigd zijn opdat zijdelingse krachten opgenomen kunnen worden. De spaken zijn aan het andere einde met een spannippel aan de velling bevestigd. In de naaf wordt de as met kogels draaibaar aangebracht; de as wordt vast aan voorresp. achtervork bevestigd. Om de velling is de, via een ventiel opblaasbare binnenband gelegd, tegen nippels en spaakeinden beschermd met het velglint; aan de buitenkant versterkt en beschermd met de buitenband.

De overbrenging bestaat uit een groot kettingwiel op de trapas (draaibaar op kogels), een klein kettingwiel op de naaf van het achterwiel en een eindloze ketting om beide. De kracht op de pedalen uitgeoefend, geeft via de krukken een koppel aan de trapas, dat via kettingwielen en ketting op de achternaaf en dus op het achterwiel wordt overgebracht. Wanneer er nu voldoende wrijvingskracht tussen weg en loopvlak van de band bestaat, beweegt de fiets. Het kleine kettingwiel is in de regel zodanig op de achternaaf aangebracht, dat het vrij terug kan draaien. Is de fiets niet van zo’n vrijwiel (freewheel) voorzien, dan gaan de trappers altijd rond wanneer het achterwiel draait (men kan de voeten niet in rust houden) en noemt men de fiets een doortrapper. De overbrengingsverhouding tussen de kettingwielen, het verzet, is normaliter 4 : 1 tot 2 : 1; hoe groter des te sneller men gaat, maar ook des te meer kracht vereist is.

Er bestaan achternaven waarin tandwielen van verschillende grootte zijn aangebracht. Door het verzetten van een hendeltje, b.v. op het stuur, kan men tijdens het rijden een andere overbrenging tot stand brengen: 2-, 3of meerversnellingsnaaf. Op sporten racefietsen wordt als overbrenging een derailleur gebruikt. Daarbij zijn op de achternaaf een aantal tandwielen bevestigd, soms ook op de trapas. Met behulp van hendeltjes kan men de ketting tijdens het rijden op een ander wiel overbrengen. De ketting wordt gespannen gehouden met verend aangebrachte spantandwielen.

De overbrenging met konische tandwielen in plaats van kettingwielen en met elkaar gekoppeld door tandwielen op een lange as heeft weinig ingang gevonden. Onderzoekingen (1979) of een hefboomstelsel een betere overbrenging zou zijn, hebben nog geen bevredigend resultaat gehad; toepassing van een ovaal tandwiel op de trapas voor betere krachtoverbrenging lijkt veelbelovend.

De achternaaf bezit dikwijls inwendig een rem, die in werking treedt bij terugtrappen (terugtrapremnaaf). Remwerking kan ook verkregen worden door remblokken tegen voor-en achterwielvelg, dan wel met trommelremmen in speciale naven. Beide worden met de hand bediend vanaf het stuur.

Veelal is een rijwiel voorzien van beschermende onderdelen (spatborden, jasbeschermers, kettingkast e.d.), verlichting, bel en bagagedrager.

De standaardfiets is veelal van staal. Licht metaal wordt wel voor velgen, spatborden (voor deze ook wel kunststof) enz. gebruikt, speciaal ook voor sporten racefietsen. Eenvoudig uitneembare, deels opvouwbare rijwielen, vouwfietsen, hebben een kleinere wielmaat en kunnen gemakkelijk per auto enz. vervoerd worden. In het ontwerp (1962) van A.Moulton is het draagraam kruisvormig. De zware, ovale hoofdbuis, waaraan de achtervork verend bevestigd is, loopt schuin omhoog tot boven het voorwiel. Loodrecht op de hoofdbuis staan twee buizen: voor het zadel en voor de stuurstang met stuur en (onderaan) verend bevestigde vork. De bagagedrager is geplaatst op een bijna horizontale buis, die de zadelbuis snijdt en eindigt in de hoofdbuis.

Door zijn eenvoud kan het rijwiel gemakkelijk in massaproduktie vervaardigd worden voor een redelijke prijs. In vele landen is het het talrijkste vervoermiddel. Het meest verbreid is het rijwiel in België, Denemarken en Nederland. Er kan gemakkelijk een snelheid van 15–20 km/h mee bereikt worden. Het wordt uitgevoerd in vele grootten (b.v. kinderfiets, soms met aan weerszijden een steunwiel tegen omvallen, jongens- en meisjesfiets); verlengd, met extra zadel(s) en trapas(sen) voor twee (of meer) berijders: tandem; met twee achterwielen: driewieler. Het lichte rijwiel wordt veel gebruikt voor sport (sporten racefiets), en voor transport van goederen (transportfiets, of met twee voorwielen en laadbak: bakfiets).

GESCHIEDENIS

1817 draisine: houten bestuurbare loopfiets Karl Friedrich Christian Ludwig Freiherr Drais von Sauerbronn (*29.4.1785 Karlsruhe, †10.12.1851 Karlsruhe)
1839 rijwiel met pedalen door stangen gekoppeld aan krukken op achterwielas Kirkpatrick Macmillan, Schotse smid in Dumfriesshire
1861 vélocipède: rijwiel met pedalen aan krukken op voorwielas; begin van industrie Ernest (zoon) en Pierre (vader) Michaux (te Parijs)
1868 eerste baan(mei) en wegwedstrijd (Parijs–Rouen, nov.) gewonnen op rijwiel met massieve rubberbanden en kogellagers James Moore (Engeland)

? rubber bekleding om wielen Bradford (VS)

? onderzoek om rubber voor wielbanden geschikt te maken C.Goodyear

1870 groot voorwiel (voor grotere verplaatsing per pedaalslag) voorzien van tandwieloverbrenging (2 wielomw./pedaalomw.); metalen velg, gespannen draad als spaken James Starley (Engeland)
1870 tangentiale plaatsing van spaken W.A.Cowper
1875 holle velg J.Truffaut (Frankrijk)

? rijwielketting Sargent (VS)

1876 safety: rijwiel met twee halfgrote wielen (veiliger); overbrenging met ketting naar achterwielas H.J.Lawson (te Brighton)
1878 rijwielen met kogellagers op de markt William Brown
1884 safetytype krijgt overhand
1885 rover: basismodel voor huidige fiets John Kemp Starley
1889 luchtband op markt J.B.Dunlop (Ierland)
1893 ruitvormig draagraam meest algemeen
1898 vrijloopconstructie Moreau
1900 torpedo-vrijloopnaaf Fichtel & Sachs
1901 terugtraprem
1901–06 patenten 2-, later 3-versnellingsnaaf Henry Sturmy en J.Archer
1962 kruisvormdraagraam Alexander Moulson (Engeland)

LITT. E. Hunter, De geschiedenis van de fiets (1976); H.Duimelaar en M.Kremer, De fiets: ontwikkeling, reparatie, mechaniek, onderhoud (1978); P.van Duuren en E.L.Kamphuis, Fietstechniek (2e dr. 1978).