Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

rekenen

betekenis & definitie

(rekende, heeft gerekend),

1. cijferen, met getallen werken, volgens de regels hoeveelheden (aantallen) benoemen, samenstellen en ontbinden, m.n. met cijfers: leren lezen, schrijven en rekenen; met letters, cijfers, wortelgrootheden; uit het hoofd rekenen, zonder de getallen op te schrijven; door elkaar gerekend, het een met het ander vereffend, het gemiddelde nemend; (ook abstract) door elkaar gerekend hebben we toch nog vrij wat mooi weer gehad deze zomer;
2. nagaan wat men verschuldigd is, resp. te vorderen of verdiend heeft; (zegsw.) buiten de waard -, een misrekening maken; zich toe rekenen, de rekening (meer dan geoorloofd is) in zijn voordeel opmaken;
3. als koopsom of kosten stellen, vragen: hoeveel rekent u daarvoor?; hij weet ook te rekenen, hij rekent, vraagt veel voor zijn arbeid;
4. tellen, begrijpen onder: iets dubbel rekenen, twee keer tellen; men kan hem onder de grootste geleerden rekenen;
5. houden voor, achten, als zodanig beschouwen: ik reken mij dat tot een eer;
6. in aanmerking nemen: zonder zijn moeite te rekenen; reken maar!, beschouw dat als zeker, als zo zijnd;
7. op iemand of iets rekenen, staat maken, vertrouwen: op mijn hulp kun je rekenen; op iemands komst, vandaar ook op iemand rekenen.