Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

reis

betekenis & definitie

v./m. (reizen),

1. het gaan of trekken naar een verwijderde plaats of van de ene plaats naar de andere, m.n. met een vervoermiddel: een ondernemen; met nadere bepaling: een reis te voet, per spoor, overzee, door de lucht; (spr.) wie verre reizen doet kan veel verhalen; op gaan, een tocht aanvaarden; op reis; (spr.) op leert men zijn vrienden kennen; goede, voorspoedige reis, bij het afscheidnemen gezegd; dat is een hele reis, een verre tocht; m.n. een tevoren vastgestelde tocht of vaart van een schip (resp. van de schepelingen): de Titanic verging op zijn eerste reis; ook van luchtvaartuigen ; (zegsw.) een vergeefse reis doen, het doel niet bereiken waarvoor men was uitgegaan (vroeger een verloren reis);
2.enkele alleen de tocht naar de plaats van bestemming; reisbiljet, kaartje voor die tocht;
3. (vero.) keer, maal.