Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

rank

betekenis & definitie

v./m. (-en),

1. (plantkunde) een draadvormig gekromd hechtorgaan, dat van verschillende aard kan zijn, en zich vasthecht aan een voorwerp; hechtrank;
2. scheut: bij aardbeiplanten enz. groeien ranken waaruit zich nieuwe planten ontwikkelen;
3. afbeelding van een rank verwerkt tot siermotief: ranken en spiralen.

De rank is gewoonlijk zeer gevoelig voor aanraking met een vast voorwerp (contactprikkel). Op die plek verlengt de rank zich trager dan op de niet aangeraakte zijde, waardoor kromming (haptotropie) optreedt, terwijl nog een kurketrekkerspiraal in het lagere deel van de rank kan volgen. Een luchtwortel kromt zich (haakof spiraalachtig) wanneer hij uit een stengel (zijtak) ontspringt en kan daarna de stengel aan een steun verankeren (cirrhus radicalis;voorbeeld: Vanilla). Soms vormt een stengel zelf zo’n haak (of windingen), de zgn. takrank (cirrhus caulogenus), die ontspruit op de plaats waar men een bloem of bloeiwijze zou verwachten, en kan zelfs blaadjes of knopjes dragen, maar functioneert als een hechtorgaan (voorbeelden: Passifloraceae, Cucurbitaceae). Een ander geval is het optreden van een bladrank (cirrhus phyllogenus), b.v. door krommingen (windingen) van de bladsteel (voorbeeld: Tropaeolum), van de bladtop (voorbeeld: Gloriosa), van de bladas of ‘blaadjes’ van een samengesteld blad (voorbeeld: Lathyrus, Pisum) enz.