[Lat.], bn. en bw.,
1. zuiver, onvermengd: goud;
2. zuiver, onvervalst: dat is de pure waarheid;
3. maagdelijk, ongerept;
4. het genoemde werkelijk en alleen zijnde; niets dan: uit pure nieuwsgierigheid;
5. (bw.) zuiver, alleen: dat is pure liefhebberij.