m. (-en),
1. (hist.) feestdag ter ere van de prins-stadhouder;
2. dag van de plechtige opening van de zitting van de Staten-Generaal.
In Nederland is prinsjesdag de dag waarop de jaarlijkse zitting van de Staten-Generaal in een verenigde bijeenkomst door de koning wordt geopend met het uitspreken van een troonrede. Deze opening viel van 1815-48 op de derde maandag in okt., van 1848-87 op de derde maandag in sept, en sinds 1887 op de derde dinsdag in sept. De naam is waarschijnlijk afkomstig van de verjaardag van prins Willem V (1751—95), de dag waarop men in de patriottentijd Oranjegezinde demonstraties hield.