Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

patrijs, dier

betekenis & definitie

v./m. (patrijzen),

1. een vogelgeslacht (Perdix) uit de familie fazanten: een koppel patrijzen; gebraden patrijzen;
2. patrijshond.

De patrijs is met drie soorten in gematigde klimaten vertegenwoordigd. De patrijs (Perdix perdix) is een korte en dikke, gedrongen vogel met een korte, gebogen snavel, afgeronde, korte en rossige staart en afgeronde, korte, in de vlucht diep gewelfde vleugels. Andere kenmerken zijn de licht kastanjebruine kop, grijze hals en onderdelen. Het mannetje heeft een opvallende, donker kastanjebruine, hoefijzervormige vlek op de onderborst; bij vrouwtjes en jonge vogels meestal onduidelijk of ontbrekend. Patrijzen lopen goed, kunnen bovendien goed vliegen en komen vooral voor in weilanden, ruige terreinen, heidevelden en duinen. Zij leven in groepen (koppels) tot ca. 20 exemplaren; in het voorjaar scheiden zich de paartjes uit de koppels af, wat met hevige gevechten van de hanen gepaard gaat.

De 10-20 eieren worden in een grondnest gelegd en alleen door de hen uitgebroed. Het voedsel is overwegend plantaardig, maar bestaat in het voorjaar en ’s zomers ook uit insekten, spinnen en wormen. Broedvogels van Europa en West-Azië. In Nederland en België een talrijk voorkomende standvogel, die de laatste jaren echter in aantal achteruitgaat (door toedoen van onkruidbestrijdingsmiddelen). De andere soorten zijn P. dauuricae en P. hodgsoniae, die allebei in Azië voorkomen.

LITT. R.Dwenger, Das Rebhuhn (1973).

< >