Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Partij van de Arbeid

betekenis & definitie

(PVDA), Ned. sociaal-democratische partij, ontstaan in febr. 1946 door samensmelting van deSociaal-Democratische Arbeiderspartij (sdap) met de Vrijzinnig Democratische Bond (VDB) en de Christelijk Democratische Unie (cdu). Ook uit de Antirevolutionaire Partij en Christelijk Historische Unie vonden sommigen hun weg naar de nieuwe partij, terwijl van rooms-katholieke zijde de kring rond het blad Christophoor zich aansloot.

In 1947 splitste een groep vrijzinnig-democraten onder leiding van P.Oud zich weer af, wat resulteerde in het ontstaan van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie.De door de PVDA nagestreefde doorbraak naar de confessionele kiezers had (zeker aanvankelijk) niet het gehoopte succes. Bij de verkiezingen van 1946 en 1948 bleef de PVDA met resp. 28,3 en 25,6 % beneden het gezamenlijke resultaat van SDAP, VDB en CDU in 1937 (31 %). De doorbraakgedachte kreeg wél gestalte in de protestantse, roomskatholieke en humanistische werkgemeenschappen in de PVDA (deze werden in 1969 opgeheven). Voornamelijk onder premierschap van W.Drees sr. droeg de PVDA van 1946-58 regeringsverantwoordelijkheid, en werd zij bij de verkiezingen van 1952 met 29,4 % de grootste partij. Ondanks het bisschoppelijk mandement van 1954, waarin het lidmaatschap van de PVDA sterk werd ontraden, haalde de partij in 1956 opnieuw een verkiezingsoverwinning (32,7 %). In 1958 belandde de PVDA in de oppositie en begon zij stemverlies te lijden.

In 1965-66 kwam de partij opnieuw in de regering, ditmaal in het kabinet-Cals. De val van dit kabinet tijdens de ‘nacht van Schmelzer’ droeg sterk bij tot de radicalisering van de PVDA in de late jaren zestig; andere factoren daartoe waren o. a. de democratiseringsbeweging, de studentenbeweging, en de kwestie-Vietnam. Deze laatste maakte de PVDA kritischer jegens de Noordatlantische Verdragsorganisatie en de VS. Een PVDA-protest tegen de Amerikaanse aanval in Cambodja werd in 1970 zelfs mede-aanleiding tot de afscheiding van-Democratisch Socialisten 1970 (DS70).

In 1973 kwam het kabinet-Den Uyl tot stand, waarin wél confessionele ministers zitting hadden, maar waaraan de confessionele partijen zich niet gebonden achtten. Deze, vaak moeizame samenwerking werd in 1977 niet voortgezet. Ondanks een grote verkiezingsoverwinning kwam de PVDA opnieuw in de oppositiebanken terecht.

LITT. H.M.Ruitenbeek, Het ontstaan van de PVDA (1955); S.W.Couwenberg, Modern socialisme (1972); B.Middel, De nieuwe elite van de PVDA (1975).