Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

pap

betekenis & definitie

v./m. (-pen),

1. dik vloeibaar kooksel van meel, brood, gort, rijst enz. met melk, karnemelk of water: pap koken; hij verdient het zout in de pap niet, van iemand gezegd die weinig of niets verdient; iemand de pap in de mond geven, hem de woorden aanreiken die hij zeggen moet; weinig in de pap te brokken hebben, weinig invloed hebben; ik lust er wel van, ik hou er veel van, mag het erg graag; geen pap meer kunnen zeggen, dodelijk vermoeid zijn; ook, bijzonder veel pap gegeten hebben;
2. mengsel van andere stoffen, b.v. als geneesmiddel: pappen, pleisters, kompressen; (weverij) apprêt: het verwijderen van de uit katoenen weefsels;
3. van nature weke, half vloeibare stof: de doorweekte bodem was een en al modder en -.