Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 18-06-2020

Palestina

betekenis & definitie

[→Hebr. Pelesjet; Arab.: Filastin], gebied ten zuiden van Libanon en Syrië, aan de zuidoost kust van de Middellandse Zee.

Sinds 1948 staatkundig verdeeld tussen →Israël en →Jordanië.fysische gesteldheid. Palestina kan verdeeld worden in vier landschappen: de kustzone, de westelijke plateaus, El Ghor en de oostelijke plateaus.

1. De kustzone is opgebouwd uit pliocene afzettingen. Door de Karmel wordt de vlakte verdeeld in

een vrij smal (ca. 6 km) noordelijk stuk en een breder (tot 35 km) zuidelijk stuk. Het noordelijk stuk zet zich voort in de vruchtbare Vlakte van Jizreël en de Vlakte van Saron. In het oosten ligt een kalksteenlandschap, de vlakte van Sjefeela.

2. De westelijke plateaus zijn te onderscheiden in het plateau van Judea met kliffen, cañondalen en de Olijfberg, het plateau van Samaria met brede dalen en afgeronde toppen, het plateau van Galilea ten noorden van de Vlakte van Jizreël, dat in het zuiden bedekt is met basalt. De hoogste toppen zijn de Djermah (1206 m), de Gerizim (868 m) en de Asuh (1016 m). Bij de Vlakte van Jizreël liggen de bergen Karmel (528 m) en Tabor (588 m).
3. El Ghor, een slenk die bestaat uit de bekkens van Huleh, Tiberias en de Dode Zee. De bodem bestaat uit verweringsmateriaal van de omliggende gebergten. De Jordaan die door het Hulemeer en het Meer van Tiberias stroomt en in de Dode Zee uitmondt heeft hier terrassen gevormd. De inzinking loopt van 68 m beneden zeeniveau (Hulemeer) tot 392 m beneden zeeniveau (Dode Zee).
4. De oostelijke plateaus aan de oostzijde van El Ghor. Dit zijn naar het oosten zwak hellende kalkplateaus (tot 1500 m) die in het noorden bedekt zijn met basalt.

Als kalksteenlandschap is Palestina rijk aan karstverschijnselen (grotten, verdwijnende rivieren). In het kustgebied en de Negeb is het grondwater van betekenis, dat o.a. in de Vlakte van Saton te voorschijn gebracht wordt en het gemis aan water vergoeden kan. Palestina heeft alleen de Jordaan als permanente rivier; de naar de Middellandse Zee afwaterende, vrij korte rivieren (o.a. de Kison) voeren grotendeels onregelmatig water.

Klimaat. Palestina heeft een Middellandse-Zeeklimaat. De temperatuur is aan de kust hoog (jan. 1 °C, juli 27 °C), in het binnenland lager (jan. 7 °C, juli 23 °C) met uitzondering van El Ghor, waar zeer hoge temperaturen kunnen voorkomen. De neerslag valt zeer ongeregeld. In El Ghor is de hoeveel heid neerslag minder dan 400 mm, op de westelijke plateaus komt zij tot 700 mm, in het kustgebied tot 600 mm en op de oostelijke plateaus tot 500 mm/jaar. Op de hogere delen komt veelvuldig dauw voor.

archeologie. De Palestijnse archeologie, begonnen in 1824 met opgravingen door E.Robinson, nam een grote vlucht na 1917, toen beperkende bepalingen, gehanteerd door de Turken, werden opgeheven. Al is de archeologie een zelfstandige wetenschap die niet ten doel kan hebben de waarheid van de bijbel te ‘bewijzen’, er is door de opgravingen en ontdekkingen veel licht geworpen op de bijbelse wereld, waardoor allerlei gegevens uit het OT reliëf kregen. De bijbelse voorgeschiedenis kreeg nieuw vergelijkingsmateriaal door de vondst van het Atrachasis-epos, naast het reeds langer bekende Gilgamesj-epos. Over namen en rechtsgebruiken van de aartsvaders viel nieuw licht door vondsten in →Mari en →Nuzi. Oude wetten, m.n. die uit het Verbondsboek (Ex.21-23) bleken paralellen te hebben in zeer oude wetscodices uit Mesopotamië (de wetten van Esjnoenna, van Lipit-Isjtar te Isin, van Hammoerabi te Babylon). De formuleringen van het verbond tussen Jahwe en Israël kregen achtergrond in verdragen van Hettitische heersers met hun vazallen. De verovering van Kanaänitische steden door Jozua kreeg reliëf door opgravingen in →Ai en →Hazor, steden die inderdaad in de 2e eeuw v.C. verwoest blijken te zijn, maar waarvan velen geneigd zijn de verovering eerder toe te schrijven aan de in die tijd opererende ‘zeevolken’ dan aan Jozua.

De kennis van de Kanaänitische vruchtbaarheidscultus, waarmee Israël na de intocht in Kanaän geconfronteerd werd, wordt niet alleen verrijkt door het opgraven van massebôt (→masseba) en heiligdommen van Baäl en van Asjera (o.a. in Hazor en Megiddo), maar vooral ook door een schat aan cultische en mythologische teksten, sinds 1929 gevonden in →Ras Sjamra, die tevens licht werpen over Hebreeuwse woorden die nog steeds onduidelijk waren. De opgravingen van →Megiddo brachten o.a. de resten van enorme paardenstallen aan het licht, volgens sommigen van Salomo, volgens anderen uit de tijd van Achab. In Megiddo en →Gezer werden bovendien de door Salomo gebouwde stadspoorten aan de dag gebracht. Ook over Jeruzalem kwam een schat van gegevens aan het licht. Assyrische documenten boden voorts aanknopingspunten voor de datering van koningen van Israël en Juda, en gaven prachtige afbeeldingen van de in het OT vermelde gebeurtenissen, zoals het beleg van →Lachis. Anderzijds wierpen de opgravingen soms ook nieuwe problemen op, b.v. bij Jericho, de oudste stad die tot heden in de wereld bekend is (7000 v.C.), maar die volgens archeologische gegevens juist in de 12e eeuw v.C., waarin Jozua de stad zou hebben veroverd (Joz.6), een stad van enige betekenis kan zijn geweest.

LITT. J.Perrot e.a., The Holy Land, antiquity and survival II (1957); G.E.Wright, De bijbel ontdekt in aarde en steen (1958); W.F.Albright, The archaeology of Palestine (I960); J.B.Pritchard, Archeologie en het OT (1962); H.J.Franken en C.A.Franken-Battershill, A primer of OT archaeology (1963); J.L.Kelso, Archeaology and our OT contemporaries (1966); T.Y.Crowell, Archaeological discoveries in the holy land (1967); D.W.Thomas e.a., Archaeology and OT study (1967); J.A.

Thompson, The bible and archaeology (1969); H.Bärdtke, Bibel, Spaten und Geschichte (1969); A.

Jirku, Die Ausgrabungen in Palästina und Syrien (1970); J.A.Sanders e.a., Near Eastern archaeology in the 20th Century (1970); M.Magnusson, Graven in bijbelse bodem (1977).

geschiedenis. Na een periode van ernstige achteruitgang (ca. 2100 v.C.-1900 v.C.) werd Palestina bevolkt door de Kanaänieten (→Kanaän).

Eind 16e eeuw v.C. werd Palestina bezet door de Egyptenaren, die het bestuur goeddeels overlieten aan plaatselijke heersers. De achteruitgang van de Egyptische macht bracht ca. 1200 v.C. nieuwe volksbewegingen met zich mee, waarbij de Kanaänieten grotendeels door vanuit het zuiden opdringende Hebreeuwse nomaden werden onderworpen. Tegelijkertijd ontstond ten oosten van de Jordaan o.a. het rijk →Moab, terwijl de →Filistijnen (van wie de naam Palestina is afgeleid) zich langs de kust vestigden. Deze laatsten groeiden in de 11e eeuw v.C. uit tot de belangrijkste macht in Palestina. De Hebreeuwse stammen sloten zich ca.1030 v.C. aaneen in het rijk →Israël, dat na aanvankelijke tegenslagen de Filistijnse macht wist te breken en onder de koningen David en Salomo tot grote bloei kwam.

Na Salomo’s dood (933 v.C.) viel het uiteen in het noordelijke Israël en het zuidelijke →Juda.

Israël werd in 722 v.C. vernietigd door Assyrië, waarna een groot deel van de bevolking naar Mesopotamië werd overgebracht. Aan de onafhankelijkheid van Juda kwam een eind in 586 v.C., toen de Babyloniërs Jeruzalem verwoestten. Na de val van Babylon werd Palestina in 539 v.C. in het Perzische Rijk opgenomen, waarin het een grote mate van onafhankelijkheid genoot. In 332 v.C. werd het veroverd door Alexander de Grote, na wiens dood het aan het Ptolemeïsche Egypte toeviel. In 200 v. C. kwam Palestina in handen van de Syrische →SeIeukiden, die een anti-joodse politiek voerden. Dit leidde tot de opstand van de →Makkabeeërs, wier afstammelingen het inheemse koningschap herstelden. In 63 v.C. werd Palestina door G.Pompeius onder het gezag van Rome gebracht, dat Herodes de Grote als koning aanstelde (37-4 v.C.).

Na diens dood werd het grootste deel van Palestina onder direct Romeins bestuur gebracht. Joodse opstanden in 66-70 en 135 n.C. leidden tot de verbanning van een groot deel van de joodse bevolking (→jood).

Ook onder het Oost-romeinse, resp. Byzantijnse Rijk werd een repressieve politiek ten aanzien van de joden gevoerd.

In 636—640 n.C. werd Palestina veroverd door de