Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

paleografie

betekenis & definitie

v., de wetenschap van oude schriftvormen en hun ontwikkeling en van de daarin geschreven schriftstukken naar hun technische aspecten.

Naar de grote groepen schriften kan men b.v. een Arabische, Hebreeuwse, Latijnse paleografie onderscheiden. De grondlegger van de Griekse paleografie, B.de Montfaucon (1708), schiep ook de naam van het vak. De Latijnse of westerse paleografie is het intensiefst beoefend. Zij laat in de praktijk grote gebieden over aan epigrafiek, papyrologie en oorkondenleer, en behandelt vooral de handschriften van Europa vóór 1550. Zij is ontstaan in de 17e eeuw (J.Mabillon), maar pas sinds de toepassing van de fotografie kon zij zich goed ontplooien. Lang was zij slechts hulpwetenschap van de vakken die uitsluitend de inhoud van de geschreven documenten bestuderen (allereerst de rechtspraak, dan de geschiedenis, later ook de filologie). In de 20e eeuw is de paleografie uitgegroeid tot een autonome vorm van historisch onderzoek, met twee hoofdaspecten:

1. het beschrijven en verklaren van de ontwikkeling van het schrift in Europa (‘eigenlijke’ paleografie);
2. het dateren, lokaliseren en archeologisch bestuderen van de bewaard gebleven handschriften,

handschrift, schrift.