(pakte, heeft gepakt), (overg.) ordelijk bijeenvoegen, zodat er een pak ontstaat: kleren in een koffer pakken; hij kan zijn boeltje wel pakken, hij zal wel ontslagen worden; zijn biezen pakken, vluchten, aan de haal gaan; boeken en schriften in een tas pakken, haring pakken, in tonnen doen voor de handel; (fig.) wij zaten als haringen op elkaar gepakt, wij zaten erg gedrongen, samengeperst; iets in grauw papier, in linnen, met stro pakken; (met objectsverwisseling) vullen met zaken die getransporteerd moeten worden: zijn koffers pakken, zich voor de afreis gereedmaken; ook abs.: heb je al gepakt?, zijn je koffers al gevuld?, (ook) ben je al gereed voor de verhuizing?; (stoomwerken) de pakkingen in de pakkingbussen van een stoomwerktuig omleggen en aanzetten; (oneig.) iets onder de arm pakken, het als een pak daaronder nemen, meedragen; (onoverg.) zich tot een dicht en vast geheel samenvoegen: de sneeuw pakt, laat zich gemakkelijk tot een bal samenvoegen; (wederk., vero.) oorspronkelijk zijn pak maken om te vertrekken; vandaar: weggaan: pak je weg!; (overg.) met de arm omvatten en liefkozend tegen zich aandrukken, omarmen: de kleine sloeg haar armpjes om zijn hals en pakte hem; een meisje lekker pakken; grijpen, beetpakken: hij kon nog juist het touw pakken; pak ze! (tegen een hond gezegd); iemand te pakken hebben, beethebben en niet meer loslaten; op onaangename wijze onder handen nemen; bij de neus hebben, bedotten: hem pak ik nog wel eens; wegnemen, stelen: hij heeft het geld gepakt; grijpen, vangen; (bij het krijgertje spelen enz.) grijpen, vangen of met de hand aanraken: pak me dan (als je kan!), de kat heeft een muis gepakt; de dief is gepakt, aangehouden, opgebracht, achter slot gezet; betrappen, proces-verbaal opmaken tegen: gisteren zijn er twee gepakt; (spijs of drank) tot zich nemen: een borrel pakken; willen we er nog eentje pakken ?, nog een borrel nemen?; nemen om zich ervan te bedienen: de trein pakken; een vrouw pakken, haar nemen, geslachtsgemeenschap met haar hebben; met de geest vatten, begrijpen: ik kon de zin van zijn voorstel niet pakken; ik kon de logaritmen maar niet te pakken krijgen; op het lijf krijgen: ik heb een kou te pakken; hij heeft het lelijk te pakken, hij is zwaar verkouden, erg ziek enz., (ook) tot over zijn oren verliefd; iemand op zijn woorden pakken, aan zijn woord houden; boeien, indruk maken, vat hebben op, iemands aandacht in beslag nemen: de algemene aandacht bewees hoezeer het betoog de toehoorders pakte; (onoverg.) grijpen, houden: het anker pakt, houdt in de grond; die schroef pakt niet meer, houdt niet meer vast, is dolgedraaid; (gew.) lukken: dat pakt niet, dat lukt niet.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk