Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

oprecht

betekenis & definitie

bn. en bw. (-er, -st),

1. echt, waar, zuiver; nog in namen als: oprechte haarlemmerolie;
2. ongeveinsd, welgemeend: ik betuig u mijn oprechte dank;
3.(van personen) rechtschapen, eerlijk; m.n. niet liegend: zij is altijd oprecht, een oprecht gemoed, te goeder trouw: oprecht met iemand omgaan;
4. bw., hartgrondig, werkelijk welgemeend: iemand oprecht liefhebben, dankbaar zijn.