Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

oppidum

betekenis & definitie

[Lat. oppodum, quod ob pedes est, plaats waar men als om een afgesloten geheel omheen moet gaan], o. (oppida), in een bewoningsgebied centraal en bij voorkeur bij een wegenknooppunt gelegen versterkt punt met omwalling.

De term oppidum werd door Romeinse auteurs, m.n. door Caesar, in zeer ruime betekenis gebruikt voor elk versterkt punt of versterkte bewoningsvorm, zoals vluchtburgen, bergvestingen en bestendig bewoonde centra. Door bevolkingscontrole en sociale differentiatie groeiden de oppida uit tot prestedelijke kernen. Evenals de antieke schrijvers gebruiken Franstalige archeologen de term oppidum in ruimere zin. Op basis van kenmerken in bepaalde door Caesar beschreven oppida (b.v. Gergovia, Bibracte, Alesia) en van archeologische vaststellingen (b.v. te Manching in Beieren) wordt de term oppidum door Duitse archeologen uitsluitend voorbehouden aan versterkte agglomeraties met prestedelijk karakter in de laat-La Tènetijd (La Tène-cultuur). Het oppidum had een permanente bewoning, was sociaal gedifferentieerd en speelde een administratieve en religieuze rol.

Veelal bezat het een eigen muntatelier en was het opgesplitst in speciale zones, zoals een ambachtskwartier, een cultusplaats en een residentiële wijk. In de Franse terminologie wordt een dergelijk oppidum wel omschreven als een oppidum urbain.

LITT. M.Wheeler en K.M.Richardson, Hill-forts of northern France (1957).