bn. en bw. (-er, -st),
1. wat het begin uitmaakt van, het eerste in een opvolgende reeks: oorspronkelijke gesteenten, primaire zoals graniet en basalt; het oorspronkelijke plan; bw., in de oorsprong, in het begin: de kleur was grijs geweest;
2. niet vertaald, niet nagevolgd: een kunstwerk; de oorspronkelijke tekst; zelfst.: het oorspronkelijk, het origineel, in tegenst. tot afschrift, afdruk, vertaling enz.;
3. van, uit zichzelf, niet van anderen verkregen noch overgenomen: beide boeken waren -;
4. oorspronkelijk bezit; tegenover afgeleid bezit;
5. zich door iets bijzonders onderscheidend: zeer oorspronkelijke, zeer fijngetekende bladzijden;
6. afkomstig, herkomstig: de dahlia komt oorspronkelijk uit Mexico.
