m. (-en),
1. bron, aanvang, begin: de oorsprong van de Rijn; de oorsprong van een twist, aanleiding, oorzaak; (meetkunde) punt waar coördinaten elkaar snijden;
2. afkomst: zij was van Franse oorsprong
3. herkomst: een koperen geldstuk, dat van vreemde was; van oorsprong, officieel stuk van herkomst van goederen.