Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

oog

betekenis & definitie

je, o. (-s),

1. klein oog of oog waarvan men met vertedering spreekt: doe je oogjes maar dicht; (fig. en in zegsw.): een oog in het zeil houden, op iets of iemand toezien (om erover te waken); ook: een houden op; een goed oog op iemand hebben, hem wel mogen;
2. (steelse) blik: een wagen aan ..., tersluiks kijken naar.