(ontzegde, ontzei, heeft ontzegd),
1. betwisten, niet toekennen: talent en karakter kan niemand hem ontzeggen;
2. weigeren: iemand de toegang ontzeggen; (wederk.) afzien van: zich allerlei lekkernijen ontzeggen;ook de tuin was hun ontzegd; (recht) iemand zijn eis ontzeggen, hem ten aanzien van zijn eis in het ongelijk stellen.