Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

ontwapening

betekenis & definitie

v., de afschaffing of beperking van de militaire bewapening van een land.

De wapenmacht waarmee de ca. 150 staten die het wereldbestel uitmaken hun veiligheid trachten te verzekeren, leidt ongewild tot de ondermijning van die veiligheid. Bewapening verhoogt het onderling wantrouwen, geeft aanleiding tot bewapeningswedloop, kan de verwaarlozing van goede betrekkingen in de hand werken en bergt het, vooral sinds de ontwikkeling van het kernwapen, niet onaanzienlijke risico van een ongewilde oorlog in zich. Wapenvermindering streeft naar verzwakking van deze spanning verhogende aspecten van bewapening. Ontwapening is tevens een middel om de destructie in geval van oorlog te beperken. Een ander motief voor ontwapening ligt in de verlaging van de defensie-uitgaven ten bate van sociaal nuttiger bestedingen; verwaarlozing hiervan leidt tot spanningen die de beoogde veiligheid bedreigen.

De gedachte dat ontwapening in de zin van wapenbeperking de veiligheid bevordert is niet nieuw, maar heeft nog tot weinig concrete maatregelen geleid. In 1899 kwam de Eerste en in 1907 de Tweede Haagse Vredesconferentie bijeen om tot ontwapening te komen, maar zij leidden slechts tot een regeling van het gebruik van wapens in het oorlogsrecht. De Eerste Wereldoorlog, die mede veroorzaakt werd door de voorafgaande wapenwedloop, gaf een nieuwe impuls. In art. 8 van het Volkenbondverdrag werd gesteld dat de vredeshandhaving een vermindering van de nationale bewapening eiste. Volgens het Verdrag van Versailles werd Duitsland ontwapend als een eerste stap naar een algemene ontwapening, die echter uitbleef. Wel kwam de Vlootconferentie van Washington (192122; vlootconferentie) tot een afspraak betreffende oorlogsschepen en werd in het Protocol van Genève (1925) het gebruik van chemische en bacteriologische wapens verboden.

De Tweede Wereldoorlog werd mede geweten aan de verwaarlozing door Engeland en Frankrijk van hun bewapening. Vandaar de geringe aandacht in het Handvest van de VN voor ontwapening, die (artt. 11, 26 en 47) vooral in verband wordt gebracht met kostenbesparing. De ontwikkeling van het kernwapen benadrukte echter opnieuw de noodzaak van ontwapening.

De ontwapeningspogingen mislukten mede door het onderling wantrouwen en de daaruit voortkomende weerstand tegen wapenvermindering in bepaalde kringen. Militairen geloven in macht en verzetten zich gemeenlijk tegen vermindering van hun machtsmiddelen. Ook economische motieven van ondernemers en arbeiders in de wapenindustrie spelen een rol bij de vorming van de overtuiging dat een nationale wapenmacht nauwelijks groot genoeg kan zijn (militair industrieel complex). Het bestaande wantrouwen leidt er ook toe dat men huiverig is verdragen te sluiten die niet aan waterdichte inspectie kunnen worden onderworpen, terwijl men zich anderzijds uit angst voor spionage weer tegen inspectie verzet. Uit de geschiedenis van de ontwapeningsonderhandelingen blijkt echter dat de eis van waterdichte inspectie vaak dient om de onwil tot wapenbeperking te maskeren.

Men onderscheidt eenzijdige en wederzijdse ontwapening. Eenzijdige ontwapening wordt vooral gepropageerd door principieel geweldlozen, die om ethische of religieuze redenen militaire machtsmiddelen verwerpen (pacifisme). Maar ook onder diegenen die de onmisbaarheid van een machtsevenwicht erkennen bestaan aanhangers van eenzijdige ontwapening: kleine eenzijdige stappen die gedaan worden om gelijksoortige stappen bij de tegenstanders uit te lokken. Het zwaartepunt ligt echter bij de pogingen om door onderhandelingen tot wederzijdse ontwapening te komen. Bilateraal zijn de besprekingen die door de VS en de USSR worden gevoerd over strategische wapens, de Strategic Arms Limitation Talks (SALT). Het in 1972 gesloten SALT I-akkoord en de besprekingen die daaropvolgend werden gevoerd gingen echter niet over ontwapening; er werd geen bestaande bewapening door afgeschaft.

Het ging hier om verdragen die bepaalde maxima in bestaande soorten bewapening aanbrachten (plafondverdragen), zoals ten aanzien van offensieve raketsystemen, en om verdragen waarbij werd afgezien van nieuwe soorten wapens, zoals anti-raketstelsels. Multilaterale besprekingen op regionaal niveau worden gehouden door NAVO- en Warschaupactlanden onder de naam Mutual Balanced Force Reduction (MBFR). Deze besprekingen worden extra bemoeilijkt door de verschillen in bewapening van de beide blokken in Europa; de Warschaupactlanden beschikken over een overwicht aan ‘conventionele’ strijdkrachten (manschappen, tanks), terwijl de NAVO-landen over een nucleaire superioriteit beschikken. Een ander voorbeeld van een regionale wapenregeling is het Verdrag van Tlatelolco (1967), waarbij de Latijns-Amerikaanse landen zich verplichtten geen atoomwapens op hun gebied toe te laten. Soortgelijke ‘gedenucleariseerde zones’ worden ook elders beoogd. Multilaterale onderhandelingen op mondiaal niveau vinden plaats in de Conference of the Committee on Disarmament van de VN.

In deze commissie werden onderhandelingen gevoerd die leidden tot de aanvaarding van een verdrag waarin het bezit van biologische wapens werd verboden (1972: zonder inspectie), en tot een verdrag dat het gebruik van natuurkrachten (aardbevingen, wervelstormen e.d.) als wapen verbiedt (1977). Onderhandelingen vinden plaats over een verbod op het bezitten van chemische wapens. Begin 1978 waren de volgende verdragen op wapengebied tot stand gekomen:

1. Als echt ontwapeningsverdrag het verdrag betreffende biologische wapens (1972).
2. Als ‘freezing treaties’, verdragen die de bestaande toestand van niet-bewapening vastleggen: het verdrag betreffende Antarctica (1959), waarbij wordt afgezien van de militarisering van de Zuidpool; het verdrag betreffende de kosmische ruimte (1967), dat verbiedt wapens te stationeren op de maan en in de ruimte; het verdrag betreffende de zeebodem (1971), dat verbiedt wapens van massale vernietiging, dus vooral atoomwapens, op de zeebodem te bevestigen; het Non-Proliferatie Verdrag (1973), waarbij niet-nucleaire machten afzien van het zich verschaffen van atoomwapens; het verdrag betreffende ‘environment modification techniques’ (1977).
3. Als verdragen die bewapening bemoeilijken: het Test-stopverdrag (1963), waarbij atoomproeven in de open lucht, onder water of in de ruimte worden verboden; het Drempelverdrag (Threshold Test-Ban Treaty; 1976) tussen de VS en de USSR, waarbij ondergrondse explosies boven 150 kiloton worden verboden.
4. Als plafondverdrag SALT I-akkoord en SALT II-akkoord (1979; nog niet geratificeerd).

LITT. M.Tate, The disarmament illusion (1942; 2e dr. 1971); P.B.Baker, The arms race. A program for world disarmament (1960); A.Myrdal, The game of disarmament (1976); Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI), Armaments and disarmament in the nuclear age (1976); SIPRI, Arms control. A survey and appraisal of multilateral agreements (1978).