Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

onrust

betekenis & definitie

v./m.,

1. drukte, beweging, beroering: te midden van al de en het geweld; er heerste onrust onder de fabrieksarbeiders;
2. spanning, gejaagdheid: vlagen van onrust;
3. (-en) heenen weergaand wieltje in een uurwerk dat, evenals een slinger in een slingerklok, de gang van het uurwerk moet regelen;
4. (scherts.) ongedurig mens: die kan geen vijf minuten op zijn plaats blijven zitten;
5. meekrapvlinder.