Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-06-2020

onevenhoevigen

betekenis & definitie

v./m. (mv.), (ook: oneventenigen), Perissodactyla, een zoogdierenorde.

(e) Bij de onevenhoevigen loopt de as van de extremiteiten door een teen, nl. de derde. Bij de evenhoevigen loopt die as tussen twee tenen door. Bij de onevenhoevigen rust dientengevolge het lichaamsgewicht grotendeels op de middelste teen. In de loop van de evolutie van deze groep trad een voortschrijdende reductie van het aantal tenen op; bij de paardachtigen is nog slechts één teen, de middelste, per extremiteit overgebleven. De tapirs, die vier tenen aan de voorpoten, en drie aan de achterpoten hebben, worden tot de onevenhoevigen gerekend. De poten van de onevenhoevigen zijn vrij lang; de tenen zijn ingesloten in stompe hoeven. De aangezichtsschedel is enigszins verlengd; het gebit vertoont een duidelijk hiaat (diasteem) tussen de snijtanden en kiezen. De recente onevenhoevigen worden ingedeeld in →tapirs, →neushoorns en →paardachtigen. →evenhoevigen, →hoefdieren.