1. bn. en bw., in tegengestelde stand (zich bevindend of geplaatst), omgedraaid: een omgekeerde kous; iets — houden; — gewelf, gewelf met de binnenzijde naar boven, b.v. tegen grondof waterdruk gemetseld; omgekeerde evenredigheid, de betrekking tussen vier getallen waarbij de verhouding tussen de beide eerste gelijk is aan het omgekeerde van de verhouding der beide laatste; omgekeerde reden, reden die de voorgaande term van een andere reden tot volgende, en de volgende term van die reden tot voorgaande heeft; dat is de omgekeerde wereld (juister verkeerde), dat is net andersom dan het pleegt of behoort te zijn;
2. bw., in tegenovergestelde zin: hij gedroeg zich juist —; — evenredig, van twee veranderlijke grootheden gezegd, die tot elkaar in zodanige betrekking staan, dat bij het toenemen van de ene de andere gelijkmatig afneemt; in het tegenovergestelde geval, daarentegen; (abs.) van boven naar beneden of —; vandaar ook als voegw.: zij ergert zich als hij een pijp opsteekt, — kan hij niet velen dat (enz.).