Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-06-2020

Oldambt

betekenis & definitie

oostelijk deel van de Ned. prov. Groningen, dat de gemeenten Termunten, Nieuwolda, Oosterbroek (gedeeltelijk), Midwolda, Finsterwolde, Beerta, Nieuweschans, Scheemda, Meeden, Winschoten en Bellingwedde (gedeeltelijk) omvat.

Tot in de tweede helft van de 18e eeuw stond de veeteelt in dit gebied centraal. Door een aanhoudende veepest zijn de boeren overgegaan op de akkerbouw. De bedrijven zijn er vrij groot en het accent ligt er op de graanbouw, waarbij het stro dient als grondstof voor de strokartonindustrie. Het centrum van het Oldambt is de kern Winschoten. Veel dorpen zijn op zandtongen gebouwd. Vanaf deze zandtongen werden landaanwinningswerken uitgevoerd na de grote overstromingen van de Dollard in de middeleeuwen.GESCHIEDENIS. Het Oldambt werd vermoedelijk in de 13e eeuw als gouw afgescheiden van →Fivelgo. Sinds de 14e eeuw werden twee delen onderscheiden: Wold-Oldambt in het zuiden en Klei-Oldambt in het noorden, beide verdeeld in verschillende rechtstoelen, die allengs aan twee hoofdelingengeslachten kwamen, Gockinga en Houwerda. Toen in 1401 het Oldambt en de Ommelanden veroverd werden door de stad Groningen, werd hun de macht ontnomen en werden ze door drosten (of ambtsmannen) vervangen. Het Oldambter landrecht, dat dateerde van 1427 en in 1471 herzien was, werd in 1618 door de stad Groningen door een nieuw vervangen. Het Oldambt had herhaaldelijk geschillen met Groningen, daar de inwoners hun gebied als onafhankelijk beschouwden.

Op 7.8.1649 besloten de Staten-Generaal dat het Oldambt een heerlijkheid van de stad Groningen was. De Groninger districten werden in de Franse tijd opgeheven. . LITT. E.W.Hofstee, Het Oldambt (1938);P.Eibergen, De grenzen van het Oldambt in de loop der tijden (Tijdschr. Ned. Aardr. Gen., 1941); H.Halbertsma, Smalagonia. Bijdrage tot de gesch. van ’t Oldambt (Vrije Fries, 1955).