Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-06-2020

oefening

betekenis & definitie

v. (-en),

1. het oefenen, het aankweken van vaardigheid of kennis door geregelde herhalingen of voortgezette inspanning: een langdurige — had zijn oor gescherpt; (zegsw.) baart kunst;
2. protestantse, godsdienstige bijeenkomst tot onderlinge stichting;
3. werkzaamheid, bezigheid waardoor men of een ander, of zichzelf of een vermogen, in iets oefent, of wel iets beoefent: letterkundige oefening;
4. opgave die strekt om zich in de toepassing van het geleerde te oefenen: oefeningen bij de Ned. spraakkunst;
5. het beoefenen van de religieuze concentratie (e);
6. (r.k.) formuliergebed: toen bad de biechteling een — van berouw.

(e) De geestelijke oefening komt in vrijwel alle grote wereldgodsdiensten voor. Zij treedt op, wanneer in een religie de mystiek opkomt. Zij sluit naar de vorm aan bij reeds bestaande ascetische praktijken: waken, vasten, fysieke ontberingen en kwellingen. Het doel is: loskomen van de wereld en/of van het ik, zodat de zielegrond of het absolute of de godheid bereikt wordt. Een begeleidend kenmerk is de religieuze extase of het enthousiasme. Men treft de oefening vooral aan in boeddhisme en hindoeïsme (→yoga), in de islam (→dhikr) en het christendom (→geestelijke oefeningen). Tegenwoordig is de term meditatie meer gangbaar.