Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Noordzee

betekenis & definitie

randzee van de Atlantische Oceaan, 572000 km2, gemiddelde diepte ca. 100 m, grootste diepte 433 m. De noordelijke begrenzing stelt men meestal op 61° NBr.

De Noordzee staat via het Nauw van Calais in verbinding met Het Kanaal, via het Skagerrak en het Kattegat met de Oostzee. In het zuidelijk deel tussen Engeland en Nederland treft men langs de Ned. kust een groot gebied aan dat ca. 25 m (14 vadem) diep is, de Breeveertien, en langs de Engelse kust het Diepwaterkanaal, met diepten tot 57 m. Voor de Belg. kust en de kust van Norfolk liggen gebieden met vele langgerekte banken (de Vlaamse Banken en de Dowsings). In het centrale deel van de Noordzee ligt de Doggersbank, in het zuiden en zuidoosten begrensd door het Zilverdiep, het Modderkanaal en de Oestergronden, geulen met diepten van ca. 50 m. Ten noordoosten van de Doggersbank liggen de Grote Vissersbank (60—80 m diep) en de Kleine Vissersbank (40—60 m diep). Ten noordwesten van de Doggersbank komen grotere diepten voor: Devils Hole tot 212 m.

Langs de Noorse kust loopt van het Skagerrak naar de Noorse Zee de 900 km lange Noorse Geul, met diepten van meer dan 400 m. De bodem van de Noordzee bestaat grotendeels uit fijn zand, soms ook uit slik. Plaatselijk is de bodem steenachtig, b.v. ten noorden van Borkum.De getijden in de Noordzee zijn overal van het dubbeldaagse type. Zij ontstaan onder invloed van de getijbeweging die uit het noorden de Noordzee binnendringt, terwijl in het zuidelijk deel tussen Nederland en Engeland de getijbeweging uit Het Kanaal haar invloed doet gelden. Het belangrijkste getij heeft in de Noordzee drie amfidromieën: ten westen van Den Helder, ten oosten van de Doggersbank en voor de Noorse kust. De getijverschillen langs de Schotse en Engelse kust zijn groot, bij springtij zijn zij overal groter dan 3 m, plaatselijk zelfs groter dan 6 m.

Aan de oostkust van de Noordzee zijn de verschillen in het algemeen kleiner, voor het Skagerrak slechts enkele decimeters. Behalve door de getijden kan onder invloed van storm langs de kust nog een belangrijke extra verhoging van de waterstand optreden (storm vloed).

De getijstromen zijn op de Noordzee de belangrijkste zeestromen, zij overtreffen de reststroom onder normale omstandigheden belangrijk, behalve voor de ingang van het Skagerrak en langs de Noorse kust. Sterke getijstromen treden op langs de kust, vooral aan de Engelse zijde, waar plaatselijke snelheden groter dan 1 m/s voorkomen. De reststroom op de Noordzee hangt af van de wind.

In het algemeen stroomt water uit de Atlantische Oceaan rond de Shetland Eilanden de Noordzee binnen tot de Doggersbank (ca. 25000 km3/jaar). Dit water heeft een zoutgehalte tot 35 o/00. Ook uit Het Kanaal dringt een smalle tong water met een zelfde zoutgehalte binnen (ca. 1700 km3). Bij de menging met kustwater van een lager zoutgehalte treden een aantal grote wervelbewegingen op. Langs de zuidoever van het Skagerrak stroomt water uit de Noordzee naar het Kattegat en de Oostzee, terwijl langs de Noorse kust Oostzeewater, met water van de Noordzee gemengd, naar de Noorse Zee stroomt (Baltische Stroom). Het netto transport door het Skagerrak naar het westen is per jaar ca. 500 km3.

Vanuit het centrum van de Noordzee naar de kusten neemt het zoutgehalte af. De jaarlijkse variaties in het zoutgehalte zijn aan de monding van de fjorden het grootst, plaatselijk 28-33 0/00.

De jaarlijkse variaties in temperatuur zijn groot. In het noordwesten varieert de temperatuur van het oppervlaktewater gemiddeld van 8—13 °C, naar het zuidoosten nemen de variaties toe; op de Doggersbank 15—5 °C, in de Duitse Bocht 17—2 °C en voor de Belg. en Ned. kust 17—4 °C. In de Duitse Bocht kan in strenge winters op belangrijke schaal ijs optreden, vooral ook op de wadden onder invloed van de sterke afkoeling.

Hoewel de golven door de geringe diepten, m.n. in het zuidelijk deel, geen zeer grote afmetingen kunnen krijgen (bij uitzondering tot 8 m), kan de Noordzee toch zeer gevaarlijk zijn door grondzeeën. Op ca. 60 dagen per jaar komt storm voor. Doordat er aan de Noordzee een aantal van de belangrijkste wereldhavens liggen, is de Noordzee een van de drukst bevaren zeeën ter wereld. De Noordzee is tevens een van de meest beviste zeeën ter wereld. Gevangen worden o.a. haring, kabeljauw, schelvis, wijting, bot, schol en tong. De visrijkdom, die zeer groot was, neemt onrustbarend af, mede door de toenemende vervuiling.

Voor verschillende vissoorten zijn door de EEG vangstbeperkingen ingesteld, die ieder jaar opnieuw worden vastgesteld.

ONTSTAAN EN ONTWIKKELING

De Noordzee is een epicontinentale zee, een inham in het continentale plat, een bekken in het dalingsgebied tussen de massieven van Scandinavië, Schotland, Brabant en de Harz. De vorm en de waterstand zijn tijdens de geologische klimaatsperioden sterk aan verandering onderhevig geweest. In de preglaciale periode lag het gebied van de huidige Noordzee droog en werd doorstroomd door de Rijn met b.v. de Theems als zijrivier, uitmondend tussen Schotland en Noorwegen. Tijdens de ijstijden van het Pleistoceen moet de geweldige massa ijs het land, dat tegenwoordig de bodem van de Noordzee vormt, neergedrukt hebben. Tegelijkertijd werd de bodem met keileem en keizand bedekt, door ijserosie bewerkt, hier en daar ook door de ijsdruk opgestuwd.

Uit deze tijd dateert het geaccidenteerd reliëf van de bodem met zijn ruggen, geulen en banken. Het water van de uit het zuiden toestromende rivieren en het smeltwater vonden vermoedelijk een uitweg naar de Atlantische Oceaan door wat nu Het Kanaal is.

Na het afsmelten van het ijs uit de Saale-periode overstroomde de zee het Noordzeebekken, de Deense en Ned. kusten waardoor de Eemzee werd gevormd. Hierop volgde de tijdens de Weichsel-periode weer een zeespiegeldaling en de Rijn mondde vermoedelijk uit via Het Kanaal. Na deze laatste ijstijd volgde een algemene overstroming, van het Noordzeebekken zowel als van Het Kanaal. De huidige Noordzee ontstond ca.6000 v.C. Op welke wijze het Nauw van Calais ontstond, is nog niet volkomen duidelijk. De branding heeft uit de pleistocene zanden van de Noordzeebodem achtereenvolgens strandwallen gevormd, waarop duinen ontstonden.

Het beeld van het ontstaan van de Noordzee is dus in sterke mate bepaald door regressie en transgressie, waarbij sinds ca. 1000 ook de mens een rol speelt.

ECONOMIE

Voor de winning van de bodemschatten is de Noordzee verdeeld in een aantal sectoren volgens de regels van het in 1958 te Genève opgestelde verdrag inzake de territoriale zee. Het Belg. deel van het continentale plat wordt economisch nog niet geëxploiteerd. Wel heeft de Belg. oliemaatschappij Petrofina een belangrijk aandeel in de oliewinning in de Britse en Noorse sectoren van de Noordzee. Ook in de Ned., Duitse en Deense sectoren is olie of gas aangeboord.

Ten zuiden van 62° NBr. is de Noordzee ten aanzien van de olie-en gasvoorkomens in drie hoofdgebieden in te delen.

Na de ontdekking van aardgas in Groningen (1959) werd in de Noordzee naar aardolie en -gas gezocht in gebieden die men als voortzettingen van de geologische structuren van het Groningse veld aanzag. De eerste boorvergunningen werden door Denemarken (1963), de BRD en Groot-Brittannië (1964) verleend; in Nederland pas in 1968.

Het eerste gasveld, West Sole, werd in 1965 ontdekt, in 1966 het gasveld Leman Bank (het grootste producerende gasveld in zee, 60 km uit de kust). In 1975 verzorgden de zuidelijke gasvelden in het Britse Noordzeeplat reeds 97 % van de gasbehoeften van Groot-Brittannië.

Een in het centrum van de Noordzee gelegen gebied, met olie-en gasvindplaatsen in de nabijheid van de mediaan tussen Schotland en Noorwegen. Pas aan het eind van de jaren zestig waagde men zich in de diepere Noordzeegedeelten. In 1969 stuitte het onderzoek op een aantal velden, waarvan het Noorse olie-en gasveld Ekofisk de grootste bekendheid heeft gekregen. Daarna werden op het Britse en Noorse plat een aantal Ekofisk omringende velden aangeboord.

Een langgerekt gebied tussen de Shetland Eilanden met de Orkneys en Noorwegen. Onderzoek in nog dieper water in het noorden van de Noordzee leidde tot de ontdekking van een groot aantal olieen gasdragende voorkomens. In dit gebied liggen de velden Brent en Ninian (Brits) en Statfjord (Noors), het grootste veld in de Noordzee. Het bevat naast olie ook een grote hoeveelheid geassocieerd gas. Van de 46 olievelden en de 22 olie-en gasvoerende velden in de Britse sector waren in 1976-78 in produktie de velden Argyll, Beryl, Auk, Brent, Claymore, Dunlin, Forties, Montrose, Piper,

Ninian en Heather. De geschatte produktie voor 1980 is in de velden Brent 20 mln. t., Claymore mln. t, Forties 22,5 mln. t, Piper 15 mln. t en Dunlin 5 mln. t.

De olie zal m.n. van de noordelijke velden van het Britse plat komen en ca. 50 mln. t/jaar bedragen. De afvoer zal per pijpleiding en per schip geschieden, in sterke mate afhankelijk van het weer. De totale produktie van het Britse plat ging in 1978 het Britse binnenlands olieverbruik benaderen.

Van het tot 1970 ontdekte Noordzeegas bevindt zich 33 % in de Noorse sector, voldoende om een deel voor export ter beschikking te stellen. Brits gas wordt niet geëxporteerd. In het Ned. plat bevindt zich 5—6 % van de aangetoonde hoeveelheid Noordzeegas. Een deel van dat gas zal naar de BRD worden geëxporteerd. Een groot aantal van de gevonden gasvelden zijn niet commercieel exploitabel en vallen buiten de contracten. Als het gas niet via een pijpleiding is te exploiteren, is er in de toekomst misschien een mogelijkheid de velden vanuit nabij gelegen vloeibaarmakingsinstallaties ter plaatse te exploiteren en vloeibaar gas per tanker af te voeren.

Ondanks tegenvallers in 1977 is de olieproduktie verdubbeld tot boven de 51 mln. t, een voelbaar aandeel in de Westeuropese behoeften (595 mln. t). Deze verdubbeling is m.n. te danken aan de verdrievoudiging van de produktie van het Britse plat. De verwachte toename in de Noorse bijdrage bleef uit (13,5 mln. t). De Noordzee heeft een sleutelpositie verkregen als olieen gasleverancier van WestEuropa en verzorgt ca. 10 % van de primaire energiebehoeften van de EG. De ontwikkeling in de toekomst hangt af van de vondsten en de ontginningspolitiek van Groot-Brittannië en Noorwegen.

Gastransport. Enkele leidingen van ca. 80 km lengte leiden vanuit het zuidelijke deel van het Britse plat naar een aantal plaatsen aan de Engelse kust (Easington en Bacton). Gas uit het Brentveld zal via een pijpleiding met een lengte van 450 km naar Saint Fergus in Schotland worden geleid. Een begin werd in 1978 gemaakt. Het totale transport zal in 1985 ca. 30 mrd. m3 zijn.

Van het Ned. plat voeren een 137 km lange leiding naar de Groningse kust en een 120 km lange leiding naar de kust van Noord-Holland. Het gas is gedeeltelijk voor Nederland en gedeeltelijk voor de BRD bestemd. Het totale transport zal in 1985 ca. 10 mrd. m3 bedragen.

Van het Noorse plat is de Ekofiskgroep met een 430 km lange leiding met Emden verbonden. Het gas is bestemd voor de BRD, Nederland, Frankrijk en België. Bij volle produktie bedraagt het transport 25 mrd. m3/jaar. Frigggas uit het Britse en Noorse plat wordt met een 370 km lange leiding naar Schotland vervoerd. Het transport bedraagt 15 mrd. m3/jaar.