Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Nederlandse Hervormde Kerk

betekenis & definitie

Ned. calvinistisch kerkgenootschap, grootste protestantse kerkgemeenschap in Nederland.

ORGANISATIE

De generale synode, bestaande uit afgevaardigden van de 54 classes (classis), vermeerderd met een aantal adviseurs, geeft leiding aan het leven van de gemeenten, m.n. door het uitgeven van herderlijke brieven, getuigenissen, rapporten, liturgische formulieren enz. Zij wordt bijgestaan door een aantal raden (o.a. voor de zaken van kerk en school; kerk en theologie; kerk en gezin; kerk en samenleving; verhouding kerk en Israël enz.), die enerzijds een adviserende functie hebben, maar waaraan anderzijds belangrijke taken worden gedelegeerd. De opleiding van predikanten geschiedt aan de drie rijksuniversiteiten en aan de Universiteit van Amsterdam. Aan elk van deze onderwijsinstellingen heeft de Ned. Hervormde Kerk twee kerkelijke hoogleraren aangesteld. De opleiding wordt voltooid in het theologisch seminarie te Driebergen (Hydepark).

Eveneens is in Driebergen de academie Kerk en Wereld gevestigd, een centrum voor evangelisatie-en vormingswerk. Het secretariaat-generaal van de Ned. Hervormde Kerk is gevestigd te ’s-Gravenhage. Het officiële, twee-wekelijkse orgaan is Woord en Dienst. Tot het verband van de Ned. Hervormde Kerk behoren ook de 16 Waalse gemeenten (Waalse Kerken), de Presbyteriaans-Engelse Gemeente te Amsterdam en de Presbyteriaans-Schotse Gemeente te Rotterdam.

Het zendingscentrum van de Ned. Hervormde Kerk te Oegstgeest geeft leiding aan een wijd vertakt werk, voornamelijk in Indonesië en Afrika.

Door haar lidmaatschap van de Wereldraad van Kerken, de Wereldbond van Hervormde Kerken, de Conferentie van Europese Kerken en de in 1968 opgerichte Raad van Kerken in Nederland staat de Ned. Hervormde Kerk in verbinding met vele andere kerken in binnen-en buitenland. Met de Evangelisch-Lutherse Kerk werd in 1957 een consensus gesloten. Ook met de Remonstrantse Broederschap kwam het tot grotere samenwerking (1966). Met de Gereformeerde Kerken in Nederland werden officiële contacten gezocht, die tot nauwere samenwerking leidden op het terrein van zending, kerklied, kerkbouw en vooral in de plaatselijke gemeente. Opvallend was het besluit van de hervormde en de gereformeerde synode in 1969 om ‘samen op weg’ te gaan.

Met de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland werd overeengekomen elkaars doop te erkennen. Meer dan andere kerken in Nederland heeft de Ned. Hervormde Kerk geleden onder het proces van secularisatie en ontkerstening. Terwijl zij in 1920 nog 41,2 % van het Ned. volk omvatte, liep dit percentage terug tot 23,5 in 1971 (zielental ca. 3 mln.).

GESCHIEDENIS

De Ned. Hervormde Kerk dankt haar ontstaan aan de Reformatie in de 16e eeuw. In de Nederlanden werd deze aanvankelijk beïnvloed door het bijbels humanisme, dat een aantal grote figuren heeft voortgebracht: Geert Groote, Rudolf Agricola, Wessel Gansfort en Desiderius Erasmus. Dat de Reformatie in de eerste helft van de 16e eeuw dogmatisch weinig omlijnd was en eveneens weinig georganiseerde eenheid vertoonde, is niet alleen een gevolg van de strenge maatregelen van de overheid, maar ook van het feit, dat de Ned. hervormingsbeweging niet beschikte over leidende figuren. Dat werd anders toen in 1555 uit Frankrijk en de Zuidelijke Nederlanden calvinistische predikers naar het noorden kwamen. Theologisch geschoold en gesteund door een sterk roepingsbesef hebben deze hun stempel gezet op de Ned.Reformatie, hoewel de mildheid en de dogmatische ruimheid van het bijbels humanisme als onderstroom aanwezig bleven.

Belangrijke figuren uit deze periode waren o.a. Guy de Bray (opsteller van de Ned. Geloofsbelijdenis in 1561) en Petrus Dathenus (bekend als vertaler van de Heidelbergse Catechismus en als psalmberijmer). Ten gevolge van de gebeurtenissen in de jaren 1566—67 (voorspel van de Tachtigjarige Oorlog) vluchtten tienduizenden hervormingsgezinden naar het buitenland. De gemeenten die zij daar stichtten (Nederlandse buitenlandse kerken), zijn van zeer grote betekenis geweest voor de latere organisatie van het kerkelijk leven in de Nederlanden.

Vooral van belang waren het convent van predikanten en ouderlingen te Wesel (1568) en de eerste nationale synode die in 1571 te Emden werd gehouden. Daar werd de Ned. Hervormde Kerk geboren, die vóór 1816 echter werd aangeduid met het predikaat gereformeerd. In Emden werd een kerkorde samengesteld volgens het presbyteriaal-synodaal stelsel, die het voorbeeld is geworden voor de organisatie van het kerkelijk leven in die delen van de Nederlanden waar de Reformatie officieel kon worden ingevoerd. Hoewel de Ned. Hervormde Kerk nooit staatskerk werd, verwierf zij toch een bevoorrechte positie in de Ned.Republiek, in ruil waarvoor de overheid een grote invloed op het kerkelijk leven ontving.

In het begin van de 17e eeuw geraakte de kerk in een ernstige crisis, toen een leergeschil over de predestinatie tussen de Leidse hoogleraren Gomarus en Arminius aanleiding gaf tot twisten in de gehele kerk. De nationale Dordtse Synode (1618-19) veroordeelde de remonstranten (volgelingen van de inmiddels overleden Arminius). Vele remonstrantse predikers waren genoodzaakt het land te verlaten. Zij stichtten in 1619 in Antwerpen de Remonstrantse Broederschap. De synode legde de leer der predestinatie neer in de Vijf artikelen tegen de remonstranten, die met de Ned.Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus als ‘formulier van enigheid’ golden. De Dordtse Synode luidde een periode in van leerstellige verstarring en geestelijke vervlakking.

Een reactie daarop was de bevindelijkheid, een beweging die grote nadruk legde op praktische vroomheid en levensheiliging. Hiertoe behoorden o.a. G.Voetius en Jodocus van Lodenstein.

Ook na de Dordtse Synode bleven theologische geschillen de eenheid van de Ned. Hervormde Kerk bedreigen. Johannes Coccejus probeerde door zijn verbondsleer de dogmatische starheid te doorbreken. Hij kwam daardoor in strijd met Voetius, de kampioen van de Dordtse rechtzinnigheid; ‘fijnen’ (‘preciezen’, Voetianen) en ‘rekkelijken’ (Coccejanen) waren vooral te herkennen aan het feit of zij al dan niet een strenge zondagsviering in acht namen. Ten gevolge van de groeiende verdraagzaamheid in de Republiek zochten velen die elders vervolgd werden, hier veiligheid. Zij brachten nieuwe inzichten mee, die vaak botsten met de gevestigde mening.

Tot hen behoorde de Franse filosoof René Descartes, de vader van de moderne filosofie. Zijn ideeën vonden bij vele predikanten ingang, maar wekten eveneens bij velen weerstanden, vooral onder hen die herstel en handhaving van de Dordtse orthodoxie bepleitten. Daar zowel de bevindelijkheid als het religieuze rationalisme een vruchtbare voedingsbodem waren voor het individualisme, vervreemdden velen van de kerk (conventikels), ook al braken zij niet officieel met haar.

De ondergang van de Republiek in 1795 bracht ook een dieptepunt in het bestaan van de Ned. Hervormde Kerk, doordat de Bataafse Republiek in 1798 de scheiding van kerk en staat afkondigde. Koning Willem I gaf de vervallen kerk in 1816 een nieuwe organisatievorm. Bij KB werd het Algemeen Reglement ingevoerd, dat het oude kerkelijke provincialisme doorbrak en de leiding van de kerk in handen legde van een kleine synode, waarvan de leden voor de eerste maal door de koning werden benoemd, maar later door de provinciale kerkvergaderingen werden gekozen. De synode bleek meer te functioneren als bestuurslichaam dan als beleidsorgaan. In voorkomende gevallen verklaarde zij zich immers onbevoegd uitspraken te doen over het belijden der kerk.

Het gevolg is geweest scheuringen enerzijds (afscheiding, doleantie), leervrijheid en richtingstrijd anderzijds. Zo ontstonden er in de Ned. Hervormde Kerk naast en tegenover elkaar verschillende theologische en kerkelijke richtingen, die elkaar dikwijls fel bestreden (Groninger richting, modernisme, confessionelen en ethischen).

In de tweede helft van de 19e eeuw verloor de Ned. Hervormde Kerk bovendien het contact met brede groepen arbeiders, omdat zij geen bijdrage wist te geven tot oplossing van het Sociale vraagstuk. Mede daardoor zette het proces van ontkerkelijking in. De Wet op de Kerkgenootschappen van 1853 stelde de Ned. Hervormde Kerk in de gelegenheid de kerkelijke organisatie naar eigen inzicht te veranderen. Vele pogingen daartoe strandden wegens tegenstrijdige standpunten.

Voorbereid door de theologische vernieuwingsbeweging (0.Noordmans, G.van der Leeuw, K.Barth) en bedreigd door de toenemende ontkerstening, hervond de Ned. Hervormde Kerk haar eenheid tijdens de Tweede Wereldoorlog in de strijd met de ideologie van het nationaal-socialisme. Op 1.5.1951 trad eindelijk een nieuwe kerkorde in werking.

Actuele situatie. De geloofscrisis die vooral sinds de jaren zestig de kerken in binnen-en buitenland voor grote problemen plaatste, heeft ook in de Ned. Hervormde Kerk diepe sporen achtergelaten. Daar de meest elementaire aspecten van het christelijk geloof in het geding waren (godsvraag, schepping, hiernamaals, gezag van de bijbel, ethisch handelen), werden velen in hun zekerheid geschokt. In het spoor van de 16e-eeuwse belijdenis wees de rechtervleugel van de kerk zelfs elke vraagstelling af, verwachtte althans dat er door de synode krachtig leiding gegeven zou worden door de problematiek tegemoet te treden vanuit een naar de klassieke belijdenisgeschriften geïnterpreteerde bijbelse boodschap. Verontrusting bracht velen samen die vroeger weinig contact met elkaar hadden.

Behalve de geloofscrisis deden ook de situatie in de wereld en, in samenhang daarmee, de politiek-maatschappelijke problemen zich gelden: het vredesvraagstuk, de milieuhygiëne, de dreigende overbevolking, de onrechtvaardige verdeling van de consumptiemiddelen. Grote groepen in de Ned. Hervormde Kerk vragen volstrekte prioriteit in het kerkelijk beleid voor deze vragen. Voor hen hebben de bijbel en het christelijk geloof slechts betekenis in zoverre zij maatschappelijk relevant zijn. Velen organiseerden zich in actiegroepen en zogenaamde kritische gemeenten en verloren niet zelden de band met de Kerk. Een en ander heeft ten gevolge gehad, dat de polarisatie in de kerk verdeeldheid en vervreemding heeft gebracht. De generale synode heeft zich daarmee meermalen beziggehouden.

Uiteraard heeft de crisis in de Ned. Hervormde Kerk ook repercussies op het leven in vele gemeenten. Minder meeleven en minder kerkbezoek betekenen doorgaans minder inkomsten, hetgeen leidde tot het opheffen van predikantsplaatsen en het afstoten van gebouwen. Maar dit geldt niet voor alle gemeenten. In een groot aantal, veelal orthodoxe gemeenten bestaat een opgewekt kerkelijk leven. Bovendien kan men juist in de plaatselijke gemeente tekenen van vernieuwing opmerken.

Bezinning op de eredienst heeft deze meer dan vroeger gemaakt tot een gemeenschapsbeleving. Een nieuwe opzet van het gemeentewerk stelt de leden van de gemeente in de gelegenheid bepaalde verantwoordelijkheden op zich te nemen, zoals voor jeugden zendingswerk, voor pastorale en apostolaire taken. Meer en meer zijn categoriale gemeenten een aanvulling op de geografische gemeente. Gewezen kan worden op actieve en bloeiende academie-en citygemeenten in verscheidene steden. Om de vragen en de wensen aan de basis vruchtbaar te maken voor het geheel van de Kerk organiseerde de generale synode in 1970-71 een algemene kerkvergadering, waarin vertegenwoordigers van de gemeenten zich in aanwezigheid van de synode beraadden op de vragen waarvoor de kerk zich in de komende jaren zou geplaatst weten. De resoluties van de algemene kerkvergadering werden voorgelegd aan de generale synode, die haar beleid daarop richtte.

In 1973, 1976 en 1978 (‘zending in Nederland’) hielden de hervormde en de gereformeerde synoden te Utrecht een gezamenlijke vergadering. [dr.C.P.van Andel Azn.]

LITT: Handelingen van de Generale Synode (sinds 1945); J.Reitsma en J.Lindeboom, Gesch. van de Hervorming en de Hervormde Kerk der Nederlanden (5e dr. 1949); T.L.Haitjema, Ned. Hervormd kerkrecht (1951); T.L.Haitjema, De richtingen in de Ned. Hervormde Kerk (1953); J.Sperna Weiland, Oriëntatie (1966); Ik kon gisteravond niet slapen en nu nog niet (1971; verslag van de Alg. kerkvergad.); G.C.van Niftrik, Het bestaan van God in de kentering van deze tijd (1971); W.A.de Pree, Maatschappijkritiek en theologiekritiek (1972); A. van Brummelen e.a., Gewoon hervormd (1972); J. J.Buskes, Het humanisme van God (1972); Samen op weg (1972; interimrapport van de gelijkn. werkgroep); O.J.de Jong, Ned. kerkgeschiedenis (1972); C.P.van Andel, Hervormden en gereformeerden onderweg (1973); H.Berkhof, Christelijk geloof (1973); A.J.Rasker, De Ned. Hervormde Kerk vanaf 1795 (1974).