Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Midden-Amerika

betekenis & definitie

het deel van het vasteland van Amerika, tussen de Landengte van Tehuantepec in het noordwesten en de inzinking van de Rio Atrato in het zuidoosten, en de eilanden tussen Florida, Yucatán en de Zuidamerikaanse kust. Het vasteland van Midden-Amerika grenst in het westen aan de Grote Oceaan, in het oosten aan de Caribische Zee en voor een klein deel (o.a.

Yucatán) aan de Golf van Mexico.

FYSISCHE GESTELDHEID

GEOLOGIE

Noord-en Zuid-Amerika zijn met elkaar verbonden door een strook vasteland van wisselende breedte met twee naar het noordoosten gerichte uitbochtingen en door een eilandenreeks (Grote en Kleine Antillen), die ook weer uit twee elkaar rakende bogen is opgebouwd. De samenhang van Noorden Zuidamerikaanse gebergten blijkt uit de stratigrafische en tektonische gegevens en uit het reliëf. Er ontbreekt een doorlopende plooiingsketen die het Mexicaanse gebergte over de Middenamerikaanse landbrug met het gebergte van Zuid-Amerika verbindt. De richting van de korte, dwars op de kustrichting lopende bergketens in het noordelijke gedeelte van Midden-Amerika duidt op een boogvormig ombuigen van de plooiingsrichtingen naar de Grote Antillen. Deze richtingen lopen verder over de Kleine Antillen naar Venezuela (Kustgebergte en Cordillera de Mérida), zodat Noorden Zuid-Amerika met een convexe boog zijn verbonden.

Cuba en Hispaniola liggen op twee afzonderlijke gebergtebogen: Cuba in het verlengde van de gebergten van Yucatán, Hispaniola van die van Hunduras. De zee tussen deze plooiingsbogen bezit

diepe bekkens en troggen. Het noorden van MiddenAmerika met Yucatán en Honduras is een fragment van een convex plooiingsgebergte, dat uit twee tegen elkaar geschoven bogen is samengesteld, waarvan de noordelijke door de Mexicaanse prov. Chiapas en door Guatemala lopen, de zuidelijke door Honduras. In Belize verheft zich een soortgelijk plooiingsgebergte, de Maya Mountains (1122 m), uit graniet en andere kristallijne gesteenten bestaande, zonder westelijke of oostelijke voortzetting. Het heuvelland Petén, ten noorden ervan, behoort tot het laag gelegen plateau van het schiereiland Yucatán, bestaande uit ongeplooide, sedimentaire gesteenten (Krijt, Tertiair).

Midden-Amerika wordt in hoge mate door vulkanisme en aardbevingen geteisterd. De hoogste vulkanen, tevens de hoogste bergen van Midden-Amerika, zijn de Tajumulco (4210 m) en de Tacaná (4064 m), in het westen van Guatemala. Zij vormen het begin van een jonge vulkaanreeks, die verband houdt met de grote breuksystemen, die evenwijdig liggen met de kust van de Grote Oceaan. In Nicaragua is de vulkaanreeks geassocieerd met een slenkzone, waarin enige grote meren liggen, en die zich uitstrekt van de kustvlakte bij de Fonsecagolf over het Managua Meer en via het San Juandal naar de Atlantische kust. De slenkzone schijnt een oude golf of mogelijk zelfs een voormalige zeestraat te zijn geweest die door vulkanische uitbarstingen van de Grote Oceaan en door een jonge opheffing van de Atlantische Oceaan werd afgesnoerd. De slenk wordt aan haar zuidwestzijde door vulkanen begeleid.

Ook de S-vormige gebergteboog van het zuiden van Midden-Amerika kent m.n. een jong-vulkanische bedekking. De door deze bedekking uitstekende ruggen van oudere gesteenten tonen aan, dat het onderliggende S-vormige plooiingsgebergte zich schaart aan het Antillisch-Middenamerikaanse systeem.

De Cordillera van Talamanca met de Chirripo (3920 m) als hoogste top, zet zich in Panama voort. De ruggegraat van de landbrug loopt over de Serrania del Tabasara tot aan de Landengte van Panama, die weer een onderbreking in de samenhang van de gebergten van Midden-Amerika vormt. De afstand van kust tot kust is hemelsbreed 55 km, de grootste hoogte, bij Culebra, 87 m. Het lage heuvelland van de kanaalzone bestaat in het noorden uit mariene sedimentaire gesteenten (Tertiair); het zuiden is vulkanisch gevormd (tuffen, basalt, ryoliet). De Serrania del Tabasara wordt naar Zuid-Amerika gevolgd door de tot 1000 m hoge Cordillera de San Bias en de Serrania del Darién, die bij de vlakte van de Rio Atrato eindigt. Uit deze vlakte steekt een rest van de Andesketen uit, de Lorna de Cuchillo, een schakel tussen Middenamerikaanse gebergten en de Andes.

Ook de Zuidamerikaanse kustgebergteketen wordt via de Serrania del Sapo in enkele eilandjes op het continentale plat van de Golf van Panama verbonden met Midden-Amerika. De zuidelijke helling van het plat vertoont eveneens de Svorm van de landbrug en is op te vatten als resten van een plooiingsgebergte met basische eruptiva, dat van de Middenamerikaanse hoofdcordillera gescheiden wordt door een langzaam opvullende depressie.

RELIËF EN AFWATERING

Het vasteland van Midden-Amerika is over het geheel bergachtig, behalve Yucatán en het land langs de Mosquitokust. Het bergland begint in Chiapas met de bergketen langs de Grote Oceaan, die zich zuidwaarts voortzet en in Guatemala bezet is met vulkanen. De bergketen splitst zich in Honduras in een oostwaarts gerichte tak en in een tak, die zich in El Salvador in twee bergketens voortzet en in Nicaragua uitloopt in de slenkzone. In het zuiden van Nicaragua vormt zich weer een kustgebergte, dat zich in twee ketens in Costa Rica voortzet. De noordelijke keten is vulkanisch (Irazu 3432 m) en hangt in het hoogland van San José samen met de zuidelijke keten. De bergketens zetten zich voort in Panama en worden dan door de Landengte van Panama gescheiden van de uit Zuid-Amerika komende Andesketen.

De rivieren aan de zijde van de Grote Oceaan hebben een korte loop. Van de rivieren die naar de Caribische Zee en de Golf van Mexico stromen zijn er enige als grensrivieren van belang. De voornaamste zijn de Coco tussen Honduras en Nicaragua en de San Juan die in het Nicaraguameer ontstaat en tevens de grens vormt van Nicaragua met Costa Rica. De Grote Oceaankust is meestal steil met insnijdingen, die goede havens vormen (Fonsecagolf, Golf van Nicoya en Golf van Panama). De Atlantische kust is vlak, met strandmeren en in het noorden begeleid door uit de kust gelegen koraalriffen en eilanden (de Mosquitokust). Een verbinding tussen de Atlantische en Grote Oceaan vormt het Panamakanaal; het graven van een kanaal door de Landengte van Nicaragua is nog steeds in overweging.

KLIMAAT

Het klimaat van het vasteland van Midden-Amerika is afhankelijk van de topografie. In het zuiden is het tropisch (Colón; verschil in gemiddelde temperatuur van de warmste en de koudste maand 0,8 °C), in het noorden subtropisch (Mérida; verschil in gemiddelde temperatuur van de warmste en de koudste maand 8,3 °C). Tot 600 m hoogte heeft men de tierra caliente met een gemiddelde jaartemperatuur van 26 °C; van 600—1800 m de tierra templada met een gemiddelde jaartemperatuur van 15—23 °C; boven 1800 m heeft men de tierra fria met een gemiddelde jaartemperatuur van 15 °C en lager. De noordoostpassaat staat van nov.—mrt. zijn neerslag af aan de Atlantische zijde, waardoor de kant van de Grote Oceaan droog is. Daar valt regen met de zuidwestmoesson (april—okt.). De meeste neerslag valt te Puerto Limón (3747 mm), de minste te Naos (1410 mm).

FLORA EN FAUNA

In verband met de verdeling van de neerslag heeft men op het gebied van de plantengroei in de regenrijke streken het regenwoud (mahoniehout, oofthoutsoorten, harsleverende bomen, palmen, en geneeskrachtige planten), in de droge streken savannen en struiksteppen. In de tierra fria heeft men op de lagere delen (tot 3000 m) loofbomen en naaldhout, op de hogere delen alpiene flora. De fauna heeft meer overeenkomst met Zuid-Amerika dan met Noord-Amerika.

CULTUUR

KUNST

Zie Azteken, KUNST; lndianen, MIDDEN-AMERIKA; Maya’s.

LITTERATUUR

De litteratuur van de zes Midden-Amerikaanse staten Honduras, Guatemala, El Salvador, Costa Rica, Panama en Nicaragua, kan als een eenheid worden gezien omdat er tussen deze landen vele overeenkomsten bestaan, al zijn er ook duidelijke verschillen: Guatemala b.v. is een overwegend Indiaans land. Panama heeft zijn specifieke problemen rond het Panamakanaal. Voor het einde van de 19e eeuw werd er in deze landen op litterair gebied weinig gepresteerd, niettemin bracht Nicaragua de grootste dichter van het modernismo, R. Dario, voort. Na hem duurde het tot de jaren veertig voor er enkele schrijvers kwamen, die de moeite waard zijn, zoals de Panamees R.Sinén (*1904) en de Costaricaan C.L.Fallas.

Toen er in 1945 in Guatemala een democratische regering kwam, ontstond de mogelijkheid tot culturele bloei. Van 1945—54 was er een sterk cultureel beleid dat ook zijn invloed had op de andere Middenamerikaanse staten; er werden belangrijke litteraire tijdschriften opgericht, er kwamen vele uitgeverijen, boeken werden voor de eerste keer goedkoop uitgebracht en er kwamen belangrijke schrijvers naar voren zoals M.A.Astúrias, L.Cardoza y Aragón en M. Monteforte Toledo. In de jaren zestig ontwikkelde zich een nieuwe vorm van zeer begrijpelijke, op de spreektaal geënte, poëzie in Midden-Amerika, met als belangrijkste vertegenwoordigers E.Cardenal, R.Dalton en de Panamees J.de Jesús Martínez.

LITT. S.Menton, Historia critica de la novela guatemalteca (1960); L.Gallegos Valdés, Panorama de la literatura salvadoreña (1962); I.García, Historia de la literatura panameña (1964); J.Linares, Letras nicaragüenses (1966); A.Bonilla, Historia de la literatura costarricense (1967); H.D.Luján, A Central American bibliography (1970).

MUZIEK

De muziek van Midden-Amerika is een mengeling van Europese (m.n. Spaanse) muziekstijlen en negermuziek. De invloed van de oorspronkelijke bevolking, de Indianen, is betrekkelijk gering. Er zijn zeer veel liedtypen, b.v. de Mexicaanse corrido en de Caribische calypso; dit zijn balladen die vooral de sensationele nieuwtjes behandelen en soms slechts enkele dagen, soms jaren blijven bestaan. Van Cuba is de bekendste Midden-en Zuidamerikaanse dans, de rumba, met een karakteristiek ritme.

Instrumenten spelen in Midden-Amerika een belangrijker rol dan in Spanje. Een voorbeeld daarvan vindt men in de Mexicaanse mariachi-orkesten, oorspronkelijk bestaande uit violen, gitaar, mandoline en contrabas, later aangevuld met blaasinstrumenten. Deze straatorkesten spelen een repertoire bestaande uit traditionele en populaire stukken.

LITT. N.Slonimsky, Music of Latin America (2e dr. 1972).

ONTDEKKINGSGESCHIEDENIS

Columbus zette in 1492 voet aan wal op een van de Bahama’s en verkende vandaar Hispaniola en Cuba. De Spanjaarden meenden Aziatisch land te hebben bereikt, zodat men lange tijd zocht naar een doorsteek in Midden-Amerika die rechtstreeks toegang zou geven tot Zipangu (Japan) of de Indische Archipel. Om die reden verkende Balboa de landengte tot hij in 1513 de Grote Oceaan bereikte. Vanuit Cuba bereikte De Solis in 1506 Yucatán en Juan Ponce de León in 1513 Florida. De ontdekkers waren zich aanvankelijk nauwelijks bewust om welke landmassa’s en rijkdommen het ging. Belangrijk in dit verband was de veroveringstocht van Cortés (1519—21) in het Mexicaanse hoogland (Azteken).

Vandaar werden de kusten van Honduras verkend, evenals Guatemala in 1524 door Alvarado. Hernando de Soto volgde in 1528. De Westindische eilanden werden vanaf ca.1600 een geliefde omgeving voor Noordeuropese vrijbuiters. Na 1650 begonnen Engelsen en Fransen met behulp van geïmporteerde negerslaven plantages aan te leggen, waarbij suiker het voornaamste produkt werd. In de 18e eeuw werden Jamaica en Hispaniola tot de meest waardevolle bezittingen, belangrijker zelfs dan de koloniën elders in de wereld. Curaçao floreerde tot in de 18e eeuw als slavenmarkt en handelsstation voor de Venezolaanse kust.

In 1821 werd het vasteland van Midden-Amerika onafhankelijk; het sloot zich aan bij Mexico. In 1839 viel het in afzonderlijke staten uiteen: zie Mexico, GESCHIEDENIS, Belize, GESCHIEDENIS, Guatemala, GESCHIEDENIS, Honduras, GESCHIEDENIS, El Salvador, GESCHIEDENIS, Nicaragua, GESCHIEDENIS, Costa Rica, GESCHIEDENIS, Panama, GESCHIEDENIS, Caribisch Gebied.

LITT. A.P.Newton, The European nations in the West Indies (1933); P.A.Means, The Spanisch Main 1492—1700 (1935); R.Konetzke, Entdecker und Eroberer Amerikas (1963); J.G.Augelli, Middle America (1966); H.J.Spinden, Ancient civilizations of Mexico and Central America (3e dr. 1968); T.L.Karnes, The failure of union (2e dr. 1976).