Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

liturgie

betekenis & definitie

[Gr. leitourgia, volksdienst], v. (-ën),

1.(oudheid) een dienst ten bate van de gemeenschap, waartoe de welgestelden om beurten verplicht werden, daar men geen directe belastingen kende;
2. het geheel van gebeden, ceremonieën en handelingen, die een eredienst uitmaken: de rooms katholieke, de oosterse -;
3. verzameling van liederen, gebeden enz. die bij de eredienst in gebruik zijn.

OUDHEID

In Athene in de 5e-4e eeuw v.C. vielen onder liturgie o.a. de choregia, bekostiging van het koor voor de opvoering van een tragedie of komedie, en de triërarchia, het uitrusten van een oorlogsschip. In hellenistische tijd verdween het onderscheid tussen archè (ereambt) en leitourgia; speciaal in Egypte kende men toen het verplicht vervullen van talloze, vaak weinig belangrijke, openbare functies, meest gepaard met niet onaanzienlijke kosten.

LITT. F.Oertel, Die liturgie (1917).

CHRISTENDOM

De liturgie bedoelt in het christendom de actualisering van het Nieuwe Verbond tussen God en de mens in Jezus Christus, zoals dit door woord en rite door de Kerk gevierd wordt. Het handelend subject van de liturgie is Christus zelf. Onderdelen van de liturgie zijn het officie, de sacramenten en de sacramentaliën. Na een aanvankelijke periode van grote vrijheid en spontaneïteit groeide de christelijke liturgie naar een sterkere gebondenheid.

Diverse riten ontstonden in het Oosten en in het Westen, m.n. in de 4e—5e eeuw. Terwijl in de oosterse liturgie diverse centra hun invloed behielden, was in het Westen reeds spoedig de invloed van Rome bijzonder groot. De Romeinse liturgie verbreidde zich, maar onderging wel Frankische en Germaanse invloeden. In de middeleeuwen werd liturgie een aangelegenheid van de priesters.

Vanaf de 16e eeuw vindt men pogingen deze situatie te doorbreken, maar in feite groeide binnen de Rooms-Katholieke Kerk een verstarring: liturgie werd een vastliggend geheel, waaraan niet te tornen viel. Deze opvatting vond mede haar oorsprong in de liturgiehervorming, zoals die door het Concilie van Trente (1545-63) werd geïnspireerd. De Ritencongregatie, in 1588 te Rome opgericht, werd een ministerie dat nauwkeurig toezicht hield op het onderhouden van de vastgestelde regels. Omdat deze hervorming een reactie was op de Reformatie, kwam het accent sterker te liggen op de uiterlijke rite dan op het verkondigende woord en het geloof van het volk. Deze ontwikkelingen leidden tot een vervreemding tussen liturgie en wereld, tussen liturgie en cultuur; kerkelijk en feitelijk leven groeiden uiteen.

In de 20e eeuw ontstond van onderaf in de RoomsKatholieke Kerk een liturgische beweging, die de afstand tussen liturgie en volk wilde overbruggen en die op het Tweede Vaticaans Concilie (1962-65) door paus en bisschoppen werd overgenomen. Nadien zijn praktisch alle liturgische boeken vernieuwd en is enige ruimte geschapen voor aanpassing aan de eigen cultuur. Steeds meer treedt de gedachte naar voren dat aan de plaatselijke kerken meer vrijheid tot creativiteit en een grotere mogelijkheid tot experimenten gegeven moeten worden. Het Latijn wordt allerwegen sterk teruggedrongen. Er ontstaat een liturgie op eigen bodem, waarbij vergaande vernieuwingen in praktijk worden gebracht. Dit heeft vanzelfsprekend consequenties voor de teksten, de riten, de kleding en het kerkgebouw.

In het Ned. taalgebied heeft de Amsterdamse Werkgroep voor Volkstaalliturgie grote invloed uitgeoefend. Toch blijkt dat naast en in deze experimenten het grondpatroon van de Romeinse liturgie bijna overal wordt aangehouden. Hoewel de kwantitatieve deelname aan de kerkdiensten is gedaald in Nederland en België, is er kwalitatief gezien sprake van een veel grotere betrokkenheid van de gelovigen bij de liturgie. Het adviserend lichaam voor liturgievernieuwing in België is de Interdiocesane Commissie voor Liturgische Zielzorg (icLZ) . In Nederland voert de Nationale Raad voor Liturgie (NRL) namens de bisschoppen het liturgische beleid.

In de kerken van de Reformatie is liturgie de orde van de samenkomst der gemeente, ongeacht of deze rijk en ontwikkeld of simpel en sober is. De protestantse liturgische beweging in de 20e eeuw had in de eerste plaats de bedoeling aan de eredienst een vaste orde te (her)geven, maar zij legt ook graag de nadruk op het element van de aanbidding in de eredienst. Een der eerste uitingen van een hernieuwd liturgisch besef was na de Tweede Wereldoorlog: de uitgave van een -dienstboek voor de Ned. Hervormde Kerk. Veel arbeid werd in interkerkelijk verband verricht. Hierbij valt te noemen de nieuwe psalmberijming (1967) en het Liedboek voor de Kerken (1973).

Zowel voor het ontstaan van dit liedboek als voor het groeien van een hernieuwde belangstelling voor de liturgie hebben de nocturne-diensten (predikanten W.Barnard, W.G.Overbosch; cantor: F.Mehrtens) die in 1957 in Amsterdam begonnen, grote betekenis gehad. Binnen de Gereformeerde Kerken in Nederland is de liturgische ontwikkeling volop aan de gang, getuige o. a. de medewerking aan het Liedboek voor de Kerken. Verder verscheen in 1966 de uitgave Orden voor de Eredienst van de Gereformeerde Kerken in Nederland, terwijl in 1968 het Kerkboek van de Gereformeerde Kerken in Nederland het licht zag. In 1978 verscheen Onze Hulp, een hervormd-gereformeerde uitgave in samenwerking met de Prof.dr. G.van der Leeuw-Stichting, een belangrijke stap in deze ontwikkeling.

De Evangelisch Lutherse Kerk, die op een rijkere liturgische traditie stoelt dan de kerken van calvinistische structuur, nam in 1955 een nieuw gezangboek in gebruik, dat een grote verrijking van het kerklied heeft betekend. In dit boek werden tevens twee orden voor de hoofddienst opgenomen. De Evangelisch Lutherse Kerk heeft niettemin haar medewerking verleend aan de totstandkoming van het nieuwe Liedboek voor de Kerken. De Lutherse Werkgroep voor Kerkmuziek gaf in 1972 de onberijmd gezongen introïtusteksten met antifonen uit onder de titel Introïtus Koorboekje.

De Algemene Doopsgezinde Sociëteit gaf in 1963 een proefbundel Psalmen en Liederen uit ten dienste van de Doopsgezinde Broederschap. Ook dit bundeltje werd in 1973 ingeruild voor het Liedboek voor de Kerken.

Vragen die voor de protestantse kerken op liturgisch terrein rijzen, betreffen m.n. die van de kindercommunie, de openbare belijdenis van het geloof en bepaalde aspecten die voortvloeien uit een nadere bezinning op het ambt. Mede door de Sectie Eredienst van de Raad van Kerken in Nederland vindt deze bezinning plaats in oecumenisch verband. Het instituut voor Liturgiewetenschap van de Rijksuniversiteit te Groningen levert een belangrijke bijdrage voor het verstrekken van liturgische gegevens en in het algemeen voor de bezinning op en besturing van de liturgische problemen en de bevordering van de liturgiewetenschap.

LITT. Rooms-Katholiek. Woordenboeken: Dictionnaire d’archéologie chrétienne et de liturgie (15 dln. 1907-53); Liturgisch woordenboek (2 dln. met suppl. 1958—70); R.Berger, Kleines liturgisches Wörterbuch (1969). Handboeken: A.G.Martimort e.a., Léglise en prière. Introduction à la liturgie (1961); J.Gélineau e.a.. Dans vos assemblees. Sens et pratique de la célébration liturgique (2 dln. 1971). Geschiedenis: Th.Klauser, Abendländische Liturgiegeschichte (1944); H.A.J.Wegman, Geschiedenis van de christelijke eredienst in het westen en het oosten (1976); A.Adam, Erneuerte Liturgie (1975). Algemeen: P.van Hooijdonk en H.Wegman, Zij breken hetzelfde brood (1972); De weekendliturgie: vormgeving, spreiding, organisatie en ruimte (Kaski-rapport no 323,1972); Achtergrondrapport: Grondtrekken van de geloofssituatie in Vlaanderen (in: Archief van de kerken, 26, 1972).

Protestants. G.van der Leeuw, Liturgiek (1946); A.F.N.Lekkerkerker, Kanttekeningen bij het Herv. Dienstboek (1952-56); W.Barnard, Binnen de tijd (1964); J.v.d.Werf, Kleine Liturgiek (1965); G.N.Lammens, Liturgische jaarorde en kerkelijke kalender (1970); J.P.Boendermaker, Driemaal drie is negen. Liturgie voor gemeenteleden (1976); Mededelingen van het Instituut voor Liturgiewetenschap van de Rijksuniversiteit te Groningen; Uitgaven van de Prof.Dr.G.van der Leeuw-Stichting, Amsterdam.