Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

lengte

betekenis & definitie

v. (-n, -s),

1. grootste van de drie uitgebreidheden van een lichaam; afmeting van een lijn: de lengte van een touw; een plank in de doorzagen; de lengte bedraagt 30 m; lange zijde van een lichaam; (zegsw.) het moet uit de lengte of de breedte komen, het moet ergens vandaan komen, het moet op de een of andere wijze uitgespaard of verdiend worden; grootte, gestalte (van mens, dier, plant, gewas enz.): in een signalement wordt altijd de lengte opgegeven; hij heeft de lengte niet, is niet lang genoeg; hij lag in zijn volle (met zijn gehele lichaam) op de grond; (zonder eig. uitgebreidheid) de lengte van een zin, een passage, een verhaal;
2. bijzondere grootte van de genoemde uitgebreidheid: hij viel op door zijn lengte; de lengte van deze japon is hinderlijk bij het lopen;
3. afstand van een plaats tot de eerste of beginmeridiaan, in graden gemeten langs de breedtecirkel: de en breedte van een plaats van de kaart aflezen; (astronomie) afstand tussen de breedtecirkel van een hemellichaam en het lengtepunt;
4. duur, ruimte van tijd: de van de dag; de lengte van een klank, een toon, een muziekstuk, een radiogolf;
5. lange duur: tot in lengte van dagen, nog lange jaren;
6. bootlengte enz.: ze wonnen met één lengte verschil.

AARDRIJKSKUNDE

De geografische lengte van een plaats op aarde is de hoek van haar meridiaan met de le meridiaan (nulmeridiaan), meestal naar oost en west beide van 0-180° geteld. Daar de lengtebepaling bijna uitsluitend op tijdbepaling berust, wordt de geografische lengte gewoonlijk in uren, minuten en seconden aangegeven, waarbij 1 uur met 15° overeenkomt. Als eerste meridiaan neemt men tegenwoordig algemeen de meridiaan van Greenwich. Vroeger werd veelal voor elk land een eigen nulmeridiaan genomen; voor Nederland geldt hiervoor de meridiaan van de Westertoren te Amsterdam, voor België die van het Justitiepaleis te Brussel.

STERRENKUNDE

Astronomische lengte. De lengte van een hemellicht is de boog op de ecliptica tussen het lengtepunt en het voetpunt van de breedtecirkel. De lengte wordt in de richting der zonsbeweging van 0-360° geteld. De lengte van de zon neemt per dag met iets minder dan 1° toe. De middelbare lengte van een planeet (of ook van de zon en de maan) noemt men haar middelbare anomalie, vermeerderd met de lengte van het perihelium.

Galactische lengte. Legt men een grote cirkel door de Melkweg, en trekt men door een ster een boog loodrecht op deze cirkel, dan bepaalt het voetpunt van deze boog de galactische lengte; zij wordt van west naar oost geteld; als nulpunt wordt sinds 1959 genomen de richting naar het centrum van de Melkweg; daarvóór nam men een van de punten waar de melkwegcirkel de evenaar snijdt. De galactische lengte is o.a. van belang voor de bestudering van de verdeling der sterren in de ruimte.