Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

legitimiteit

betekenis & definitie

[Fr.], v.,

1. wettigheid; geboorte uit een wettig huwelijk;
2. het op erfelijkheid gegronde recht van een vorst;
3. overeenstemming met het geschreven recht.

In de staatsleer staat de legitimiteit tegenover de legaliteit, de in het voetspoor van de Franse Revolutie door het 19e-eeuwse liberalisme ontwikkelde leer, die de grondslag voor het gezag van de Kroon of van de regering zocht in de grondwet of in een bepaalde wet tot opdracht van het regeringsgezag. De idee der legitimiteit daarentegen ziet deze grondslag gelegen in het eigen gezag van Kroon of regering of ook wel in Gods wil.

In de politieke sociologie kan het begrip legitimiteit worden omschreven als de overtuiging dat de politieke macht of leiding van een bepaalde persoon of groep gerechtvaardigd is (gezag). Het enkele feit dat de machtsuitoefening op een wettelijke basis berust, is geen voldoende voorwaarde voor de legitimiteit ervan. Het gaat er ook om, in hoeverre het feitelijk handelen van b.v. een politicus of van de overheid als geheel door de burgers als terecht en inhoudelijk verantwoord wordt ervaren, en of de procedures correct worden toegepast. Zo bezien is de legitimiteit van het handelen van de overheid in vele westerse landen onmiskenbaar afgenomen, -burgerlijke ongehoorzaamheid.