(lazerde, heeft en is gelazerd),
I. (overg.), (plat)
1. gooien, smijten: hij lazerde alles door de ruiten;
II. (onverg.),
1. vallen: hij lazerde van de trap;
2. zeuren, zaniken: lig toch niet zo te lazeren.
Gepubliceerd op 13-12-2021
betekenis & definitie
(lazerde, heeft en is gelazerd),
I. (overg.), (plat)
1. gooien, smijten: hij lazerde alles door de ruiten;
II. (onverg.),
1. vallen: hij lazerde van de trap;
2. zeuren, zaniken: lig toch niet zo te lazeren.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: