Ned. streek in het noordoosten van de prov. Noord-Brabant, ca. 35,3 km2 (de gemeenten Beers, Boxmeer, Cuijk, Grave, Haps, Mill, Oeffelt, Oploo, Vierlingsbeek en Wanroy), 73000 inw.
Het land van Cuijk was van oudsher een streek met een agrarisch karakter. In de jaren zestig is de werkgelegenheid in de landbouw sterk af genomen. Vooral in de kernen Boxmeer en Cuijk is de industrialisatie op gang gekomen. Enkele grote industrieën zijn hier gevestigd, o.a. in de metaalsector, voorts pluimveeslachterijen en vleesverwerking; verder houten papierbewerking, textiel-, zuivel-, melkproduktenen veevoederindustrie. Het gebied heeft goede scholingsmogelijkheden in middelbaar en beroepsonderwijs. Bekend zijn de vele molentypen die in dit deel van de prov. staan zoals bergmolens, stellingmolens, standaardmolens.
