Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-06-2020

kwartier

betekenis & definitie

[→Fr.], o. (-en),

1. vierde deel (van sommige dingen); een vierde duim of cm: een plank van vijf -;
2. vierde gedeelte van een uur: het duurde een -; over een ben ik klaar; ik ben drie bij hem geweest;
3. de helft van het voorste of achterste deel van een slachtdier;
4. elk van de vier gedeelten van de uier van een koe; elk van de zijwanden van een paardehoef; 5. naam van twee van de vier schijngestalten van de maan, nl. tussen nieuwe en volle maan en omgekeerd: wij hebben vandaag eerste
6. (heraldiek) een vierde gedeelte van een wapenschild dat door een verticale en een horizontale lijn in vier gelijke stukken is verdeeld; ook gebruikt wanneer het schild in meer dan vier vakken is verdeeld (e); (banistiek) elk van de vier al of niet gelijke stukken van een →gevierendeelde vlag, afzonderlijk of gecombineerd op een vlag voorkomend;
7. (genealogie) stamdeel, ieder van de personen die iemands afstamming van vadersof moederszijde uitmaken (e): de vier kwartieren van de grootouders, de acht van de overgrootouders; m.n. met betrekking tot adellijke afstamming: om tot ridder van deze orde benoemd te kunnen worden, moet men acht kwartieren kunnen aanwijzen;
8. elk van de oorspronkelijke vier, thans twee afdelingen van de bemanning van een schip die beurtelings de wacht hebben: stuurboordsen bakboordskwartier; (vandaar) wacht, dienst;
9. (hist.) onderdeel (oorspronkelijk vierde deel) van een land of gewest met betrekking tot bestuur enz.: het van Nijmegen; het Noorderkwartier (van Holland); (bij uitbreiding) landstreek, gewest (e);
10. administratief onderdeel (oorspronkelijk vierde gedeelte) van een stad; in het algemeen wijk;
11. tijdelijke verblijfplaats van een militair onderdeel in een oord of te velde: de kwartieren betrekken; — maken, zijn verblijfplaats (als soldaat) ergens kiezen en inrichten; (gew.; gall.) bovenhuis;
12. genade, lijfsbehoud: geen geven.

(E) GENEALOGIE. De vier kwartieren (grootouders) werden als zij elk een eigen wapen hadden wel gezamenlijk uitgebeeld (b.v. op grafzerken, kerkramen e.d.). De volgorde ervan is in de loop van de eeuwen nogal eens aan wisseling onderhevig geweest. Bij de verdeling van acht kwartierwapens werd overwegend de volgorde gekozen van de mannelijke voorouderswapens (1, 3, 5, 7) aan de ene kant, de vrouwelijke wapens (2,4,6,8) aan de andere, en het hoofdwapen in het midden of erboven. Bij het determineren van b.v. oude grafzerken leveren de verschillende manieren van rangschikking vaak problemen op. →kwartierstaat. GESCHIEDENIS. In de Ned.

Republiek waren kwartieren onderdelen van een gewest, die in Gelderland eigen staten bezaten en in enkele gevallen binnen de gewestelijke staten als eenheid optraden (Friesland, Groningen, Overijssel). Friesland bestond uit vier, Gelderland uit drie, Groningen (Ommelanden) uit drie, Holland uit twee (Zuideren Noorderkwartier) en Utrecht uit drie kwartieren. HERALDIEK. De kwartieren, in een →gekwartileerd schild worden volgens de draairichting van de klok genummerd I, II, IV, III. Zijn ze gelijk van kleur of metaal, dan worden zij veelal gescheiden door een kwartierstreep, resp. van metaal of kleur. →breuk. Voor indeling in de banistiek zie afbeelding.

MILITARIA. De inrichting van een kwartier wordt, veelal in overleg met civiele autoriteiten voorbereid door kwartiermakers, die zich steeds als eersten verplaatsen. Het onderbrengen van militairen in een kwartier wordt inkwartieren genoemd.