Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kruis

betekenis & definitie

o. (-en), in het algemeen een lichaam of een figuur gevormd door twee balken of lijnen die elkaar rechthoekig of onder een andere hoek snijden (e); vooral in de volgende toepassingen:

1. als straf paal in de oudheid, een recht opstaande stijl met een dwarshout, waaraan iemand de doodstraf onderging; m.n. de paal waaraan Jezus is gestorven: iemand aan het — slaan, nagelen, van het — afnemen; aan het hangen;
2. (fig.) lijden, ongeluk dat de mens wordt opgelegd als een beproeving om gedragen te worden zoals Christus zijn kruis droeg, en vandaar in het algemeen ongeluk, verdriet, verdrietige omstandigheden: het van Christus dragen, lijden zoals Hij geleden heeft; God geeft kracht naar —; ieder moet zijn eigen — dragen, heeft met moeite en wederwaardigheden te worstelen; elk huis heeft zijn —; het is een — met die jongen, die bezorgt ons heel wat last, heel wat verdriet; vandaar ook ter aanduiding van een persoon: zij was haar moeders kroon en -;Kerk, Gemeente onder het Kruis, naam van enkele oudgereformeerde gemeenten;
3. (mv. ook kruizen) nabootsing of afbeelding (veelal in conventionele vorm) van het kruis als zinnebeeld van de christelijke (later m.n. van de Rooms-Katholieke) Kerk, van het christelijk geloof en de christelijke barmhartigheid: het op kerktorens en graven, op kronen, rijksappels enz.; als onderscheidingsteken van geestelijke ridderorden en kruisvaarders gedragen op de kleding; vandaar: het aannemen, dienst nemen onder de kruisvaarders; het Maltezer -; halssieraad, veelal van edel metaal: zij droeg een gouden aan een ketting om de hals;
4. of teken des kruises, teken, gebaar met de rechterhand waarbij men een kruisvormige figuur beschrijft over iets of iemand, ook over zichzelf (waarbij men achtereenvolgens voorhoofd, borst, linkeren rechterschouder aanraakt), bij verschillende gelegenheden en voor verschillende doeleinden; vaak in verkleinvorm: een kruis (je) geven, krijgen, gaan halen (m.n. op Aswoensdag, met as op het voorhoofd); een — maken, slaan, o.a. voor en na het gebed iemand het heilige — (achter)nageven, na zijn vertrek een kruisteken in zijn richting maken om uit te drukken dat men hoopt dat (vandaar voor hopen dat) hij nooit meer terugkomt; (gew.) ergens een over (kunnen) maken, het (mogen, moeten) opgeven, er niet meer over spreken;
5. (heraldiek) hoofdfiguur, gevormd door een paal en een dwarsbalk die elkaar in het midden van het schild snijden; voorts in allerlei andere gedaanten en als vrijstaande wapenfiguur waarvan de armen de schildranden niet raken (e); als uiterlijk versiersel van een ridderorde, onderscheidingsen herinneringsteken (soms achtpuntig): het der orde van Oranje-Nassau; insigne met een kruis erop, zoals o.a. verpleegkundigen dragen (wit -); zwarte -, insigne van het diploma voor krankzinnigenverpleging;
6. naam voor diverse organisaties: het Rode Kruis; Groene Kruis, enz.;
7. kruisvormig teken op munten; vandaar zijde van het munstuk waarop het is gestempeld (voorzijde); of munt (gooien), een munt opgooien en van het al of niet met de voorzijde naar boven neerkomen daarvan een bepaalde beslissing laten afhangen, ook als kansspel;
8. kruisvormig teken in verschillende toepassingen: als teken dat personen, die niet kunnen schrijven, plaatsen als ondertekening; merk-, verwijzingsteken bij een plaats in een boek enz.: daar zullen we eens een kruisje bijzetten; voor of achter een naam om aan te geven dat die persoon overleden is;
9. (mv. ook: kruizen) teken voor een noot, dat aanduidt dat die noot een halve toon moet worden verhoogd (#); dubbel -, teken dat een dubbele verhoging aanduidt (x);
10. tiental;
11. kruisvormige gedaante of stand, kruisvorm: het grond-

vlak van het gebouw vertoont een de molen in het — zetten, de roeden (als hij stilstaat) als een liggend kruis (x) plaatsen; over het —, gemeten langs het kruis dat gevormd wordt door de lijn van de grootste lengte en die van de grootste breedte; (van bomen gezegd) in doorsnede;

12. (mv. ook: kruizen) stuit (van de mens); het hogere gedeelte op de rug van paard, ezel enz. aan het einde van de ruggegraat, het gedeelte van de lendenen tot aan de wortel van de staart;
13. (mv. ook: kruizen) naam voor allerlei zaken en delen die min of meer de kruisvorm vertonen: plaats waar de twee pijpen van een broek samenkomen en de naden een kruis vormen; die broek is te nauw in het een nieuw — in een broek zetten; (zegsw.) iemand het — uit zijn broek vragen. telkens nieuwe vragen stellen om iets haarfijn te leren kennen; aan een boom: de plaats waar de hoofdtakken uit de stam komen; kruisvormige verbinding van hout, kruiskozijn; in een kruiskerk: gedeelte tussen de transepten, vóór het koor; aan degens, dolken enz.: kruisvormige verbinding van een gevest en handbeschermer; — van een anker, verbreding van de schacht van onderen, waaraan de armen bevestigd zijn; kruiselings liggende draden, in de weverij en in optische instrumenten (dradenkruis).

(e) GODSDIENSTGESCHIEDENIS. Het kruis is een van de oudste tijden af onder vrijwel alle volken en cultuurkringen in diverse variaties voorkomend natuursymbool, meestal in verband te brengen met het ontwakende of kosmische leven. Bij de Mexicanen werd het kruis de levensboom genoemd, en het Egyptische →anchteken, dat oorspronkelijk een duidelijke kruisvorm had, was het levensteken bij uitnemendheid. Niet alle kruisvormen kunnen wellicht tot een zelfde oervorm worden herleid. De meest bekende zijn het Griekse kruis, het Latijnse kruis, de →swastika en het →andrieskruis (afb.). Het kruis als swastika is waarschijnlijk oorspronkelijk het ronddraaiende rad (o.a. zonnesymbool) en het Griekse kruis de windrichting van de vier windstreken. Bij de Feniciërs kreeg het kruis langzamerhand de betekenis van opoffering, daar de gebruikelijke mensenoffers vaak door kruisiging werden voltrokken.

In het christendom wordt het kruis een zinnebeeld van het lijden van Christus en Christus zelf. In het NT is het kruis zinnebeeld van zelfverloochening, een schande, de samenvatting van het evangelie, het symbool van de verzoening met God en van de eenheid met Christus, →kruisteken, →askruisje. zie afb.

LITT. F.E.Johnson, Religious symbolism (1955); E.Dinkler, Signum crucis (1967); R.Schneider Berrenberg, Cruzifix (1973).

HERALDIEK. Een inventarisering van kruisvormen die als wapenembleem gebruikt worden, heeft meer dan 800 vormen opgeleverd. Zij hebben alle bijzondere namen. B.v. →andrieskruis, →ankerkruis, →antoniuskruis, →bolkruis, breedarmig kruis (→breedarmig), →calvariekruis, →Jeruzalems kruis, →johannieterkruis, →joriskruis, →keltenkruis, →klaverkruis, →krukkenkruis, →krulkruis, →Latijns kruis, lazaruskruis, →leliekruis, →patriarchaal kruis, →pauselijk kruis, →Russisch kruis, →schuinkruis, -→slangenkopkruis, →swastika (hakenkruis). Het christelijk kruis met corpus is een uiterst zeldzame wapenfiguur, maar wel bekend uit de renaissancetijd met fantasiewapens voor Jezus Christus. BANISTIEK. In de vlaggenkunde verstaat men onder een kruis op een vlag altijd een rechtlijnige figuur, waarvan de ene (langste) arm loodrecht staat op de broekzijde van de vlag en de dwarsarm daar loodrecht op evenwijdig loopt aan deze broekzijde, op ca. een derde van de vlaglengte, waarbij de kruisarmen naar alle vier zijden aflopen.

Deze kruisvorm komt weliswaar het minst frequent voor (alleen vanouds in Scandinavische vlaggen, vandaar de naam Scandinavisch kruis en thans in nieuw ontworpen vlaggen), maar is de oudste kruisvorm op een vlag. Alle andere kruisvormen worden afzonderlijk aangeduid naar de stand (b.v. kruis volgens de vlagdiagonalen; en het kruis met de dwarsarm op het midden van de lengte: kruis op het midden). Het kruis op vlaggen is ontstaan als typerend embleem voor kruisvaarders. De Duitse bevrijdingsoorlog tegen Napoleon I werd als een soort kruistocht gezien; vandaar dat koning Frederik Willem III het ijzeren kruis als hoofdmotief in de legervaandels zette. Hoezeer het kruis op een vlag als christelijk embleem wordt opgevat, is te zien aan de vlag van het Rode Kruis, die niet geaccepteerd kon worden door de mohammedanen. In plaats van een kruis erkende men een rode halve maan. In Iran voert men een rode leeuw en zon.

Enkele Rode-Kruiskorpsen in de USSR hanteren vlaggen, waarin rode halve maan en kruis naast elkaar staan.