Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kruik

betekenis & definitie

v./m. (-en),

1. aarden of metalen vat, hoog in verhouding tot de breedte, cilindervormig of met een buik, met nauwe hals en gewoonlijk met een oor, om vloeistoffen in te bewaren en uit te schenken: een — jenever; een aarden (spr.) de — gaat zolang te water tot zij breekt (barst), de onvoorzichtige, de ongehoorzame, die niet naar goede raad wil luisteren, ondervindt daarvan vroeg of laat de hem voorspelde schadelijke gevolgen; (fig.) de zaak is nog niet in kannen en kruiken, geheel rond, geregeld; zo’n stenen of metalen vat met heet water gevuld (thans ook elektrisch verwarmd) om het bed te warmen (e); ook wel voor heetwaterzak;
2. het nauwe achtereinde van een aalfuik, kubbe.

(e) De elektrische bedkruik is een cilindervormig metalen voorwerp met elektrisch element (4001000 W en soms met temperatuurbeveiliging), dat aangesloten op het elektrisch net warmte opzamelt en dit in 5—6 h weer afgeeft. Men moet zich aan de gestelde opwarmtijd houden om oververhitting te voorkomen.