Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

klaverblad

betekenis & definitie

o. (-en, -eren),

1. blad van een klaverplant (e): een van vier(en), vierdelig klaverblad, klavertje vier, het vinden ervan geldt als een teken van geluk;
2. (fig.) verenigd drietal, drie in enig opzicht aan elkaar gelijke personen: die drie vormen een mooi dronk van drie glazen;
3. (wegenbouw) een samenstel van twee elkaar ongelijkvloers kruisende wegen met in ieder kwadraat o.a. een lusvormige verbinding waarlangs het verkeer op de ene weg door een rechtsafslaande beweging over 360° minus de kruisingshoek, een richtingsverandering naar links via de andere weg verkrijgt (e).

(e)HERALDIEK. Het natuurlijke klaverblad in weinig gestileerde vorm is een karakteristiek wapenembleem van boerengeslachten en plattelandsgemeenten. Waarschijnlijk duidt het embleem oorspronkelijk op (weide)grondbezit. Vooral in wapens uit Groningen en Friesland treft men het embleem aan; daar komt het vanouds overigens ook voor op geveltopbekroningen (oelborden), landhekken enz. In de drie blaadjes heeft men vanouds een symbool gezien van de Heilige Drievuldigheid. Volgens de legende zou Sint Patrick de heidense Ieren de Triniteit hebben duidelijk gemaakt met behulp van een klaverblad, dat daarop tot hun nationaal embleem (‘Shamrock’) geworden is, →vierblad, →vijfblad.

WEGENBOUW.

Een klaverblad is een veel voorko mende ongelijkvloerse kruising van twee autosnelwegen waarbij op de meest eenvoudige manier uitwisselingsmogelijkheden voor het verkeer van en naar alle richtingen zijn gerealiseerd. Het klaverblad wordt begrensd door vier verbindingswegen waarlangs de rechtsafslaande bewegingen voor een richtingsverandering naar rechts zich op een eenvoudige wijze kunnen afwikkelen. In de meest eenvoudige vorm vinden de uiten invoegende bewegingen direct plaats via uiten invoegstroken langs de hoofdrijbanen, waarbij de inen uitvoegstroken van de lussen in elkaar overgaan en het weefvak vormen. Op deze weefvakken moet het inen uitvoegende verkeer zich weven, d.w.z. elkaar rijdend met een zeer kleine hoek kruisen. Indien de intensiteiten van de stromen afslaand verkeer relatief groot zijn, worden parallel aan de hodïdrijbanen, maar hiervan gescheiden rangeerbanen aangelegd, waarop de weefbewegingen geen directe invloed op het verkeer op de hoofdrijbanen kunnen uitoefenen.