Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kinderrechter

betekenis & definitie

m. (-s), rechter m.n. belast met de rechtspraak over kinderen en met het treffen van maatregelen ten behoeve van kinderen die met lichamelijke of zedelijke ondergang bedreigd worden.

(e) Het ambt van kinderrechter is in Nederland ingesteld bij wet van 5.7.1921, Stb. 834, in werking getreden 1.11.1922. Grotere specialisering werd nagestreefd bij wet van 16.8.1951, Stb. 385, ingevoerd op 1.9.1952. De kinderrechter heeft rechtsmacht in burgerlijke zaken met betrekking tot ouderlijke macht en voogdij (alle zaken) en in strafzaken met betrekking tot minderjarigen van 12—18 jaar. De kinderrechter kan deelnemen aan de behandeling van de civiele zaak hetzij als lid van een meervoudige kamer, hetzij als alleensprekend rechter. Voor wat betreft de maatregel van →ondertoezichtstelling is de kinderrechter niet alleen belast met een rechtsprekende, maar tevens met een uitvoerende taak. Er zijn kinderrechters in alle 19 arrondissementen.

LITT. S.Slagter, Vijftig jaar kinderrechter en ondertoezichtstelling (1972).

In België werd deze instantie ingevoerd bij wet van 15.5.1912 en sinds 1965 vervangen door een jeugdrechtbank, waarbij een alleenzittend rechter in eerste instantie oordeelt, →jeugdbescherming.