Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kiesrecht

betekenis & definitie

o. (-en), recht om te kiezen, m.n. om deel te nemen aan de verkiezingen voor vertegenwoordigende lichamen: het – is geregeld bij de wet.

(e) Men dient onderscheid te maken tussen actief en passief kiesrecht. Actief kiesrecht is het recht om te kiezen, passief kiesrecht om gekozen te worden. Het actief kiesrecht kan zowel direct als indirect worden uitgeoefend, afhankelijk van de desbetreffende wettelijke regeling (→kiesstelsel).

In Nederland is het directe kiesrecht voor het eerst ingevoerd bij de grondwetsherziening van 1848. Aanvankelijk was het beperkt tot mannen die een bepaalde som in de belasting betaalden (censuskiesrecht). In 1887 werd dit uitgebreid tot hen die de door de kieswet te bepalen kentekenen van geschiktheid en maatschappelijke welstand bezaten. In 1917 kreeg men algemeen kiesrecht voor mannen. De beletselen voor vrouwenkiesrecht werden toen uit de GW geschrapt en in 1919 door de Wet-Marchant uit de Kieswet. In 1922 werd algemeen kiesrecht toegekend aan mannen en vrouwen.

De kiesgerechtigde leeftijd is in twee fasen verlaagd van 23 (via 21) tot 18 jaar (1971). Het deconfessionaliseringsproces in de politiek heeft zich als gevolg van deze kiesrechtuitbreidingen in versneld tempo voortgezet. Ook het passief kiesrecht is verlaagd van 25 (via 23) naar 21 jaar (van 30 naar 25 jaar voor de Eerste Kamer). In 1970 is de opkomstplicht afgeschaft. Sindsdien blijft 20–25% van de kiezers bij verkiezingen weg. Bij Tweede-Kamerverkiezingen is dit aantal kleiner dan bij provinciale en gemeenteraadsverkiezingen.

In België gold eveneens in 1831–93 censuskiesrecht. In 1893 werd algemeen stemrecht toegestaan. In 1919 kregen vrouwen kiesrecht voor de gemeenteverkiezingen. In België worden de afgevaardigden ter Kamer van Volksvertegenwoordigers rechtstreeks gekozen door degenen die minstens 21 jaar oud zijn, sinds tenminste zes maanden hun woonplaats hebben in dezelfde gemeente en niet verkeren in een van de gevallen van uitsluiting bij de wet bepaald (→kieswet); sedert 1948 zijn de vrouwen stemgerechtigd met dezelfde vereisten van leeftijd, nationaliteit en woonplaats. Om tot lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers te worden verkozen, moet men aan de volgende voorwaarden voldoen: Belg zijn door geboorte of door staatsnaturalisatie, het genot hebben der burgerlijke en politieke rechten, de volle leeftijd van 25 jaren hebben bereikt, en zijn woonplaats hebben in België (art. 50 GW). Wat de Senaat betreft, worden uitsluitend 106 senatoren rechtstreeks gekozen, en wel door hetzelfde kiezerskorps zoals hierboven bepaald; een deel van de andere leden van de Senaat, naar verhouding één senator voor elke 200.000 inwoners, wordt op indirecte wijze, nl. door de provincieraden, gekozen, terwijl een derde gekozen wordt door de Senaat zelf, d.i. bij coöptering door de twee vermelde categorieën senatoren (art. 53 GW).

De voorwaarden van verkiesbaarheid tot senator zijn bovendien heel wat talrijker dan die welke gesteld worden voor de Kamer (→senaat). Voor de provincieraden zijn kiezers de personen, zonder onderscheid van kunne, die de vereiste voorwaarden vervullen om kiezer te zijn voor de Wetgevende Kamers, en ingeschreven zijn op de lijst der algemene kiezers, van kracht op de datum der provincieraadsverkiezingen. Ook voor gemeenteraadsverkiezingen geschiedt de verkiezing rechtstreeks (art. 108–1° GW), door de burgers zonder onderscheid van kunne, die de hoedanigheid van Belg bezitten, tevens de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt en sedert ten minste zes maanden hun woonplaats in de gemeente hebben. Er is opkomstplicht.