Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kers

betekenis & definitie

v./m. (-en), enige plantesoorten uit de familie Rosaceae, behorend tot het geslacht Prunus; ook de rode, sappige steenvrucht daarvan; (spr.) met grote heren is het kwaad kersen eten, vertrouwelijke omgang met hogeren loopt vaak verkeerd af.

(e) De kersesoorten zijn te verdelen in vier groepen nl.:

1. de mahalebgroep (Prunusmahaleb) die wordt gebruikt als onderstam met matige groei;
2. de krieken (P. avium) waartoe alle bekende gele, bonte en zwarte kersen behoren (met zowel zoete als bittere vruchten);
3. de walen (P. cerasus) met lichttot donkerrode zure vruchten, o.a. de dubbele morel;
4. de royalen (P. avium x P. cerasus) met lichtzure en smakelijke vruchten, waartoe o.a. de meikers behoort.

In Nederland loopt de kersenteelt gestadig terug en is nog slechts van enige betekenis in de Betuwe en Utrecht. Elders is zij verdwenen. De teelt van morellen is geconcentreerd op de zandgronden in Brabant en Limburg. De handelsproduktie van zoete en zure kersen is ca. 3 mln. kg. Het areaal kersen is gedaald tot ca. 1200 ha in 1975. De afzet is gericht op de fruitverwerkende industrie en in toenemende mate op de verse binnenlandse markt, waar de kers een luxefruitsoort is geworden.

De belangstelling voor deze teelt neemt af vanwege teeltmoeilijkheden en de naar verhouding geringe rentabiliteit (arbeidsintensieve pluk, gevaar van het barsten van de kersen en schade veroorzaakt door spreeuwen). Wel worden nog zure morellen geplant, die dank zij de kleine boomvorm gemakkelijker bewerkbaar zijn. Ca. 40 % van de kersenproduktie wordt in de fabrieken verwerkt tot sap, pulp en vruchtensap. De bekendste variëteiten zijn: early rivers, meikers, Varikse zwarte, wijnkers en schneiders späte knorpelkirsche en Udense Spaanse.

Ook in België vermindert de belangstelling voor de kerseteelt. De laatste jaren werden weinig nieuwe aanplantingen gedaan. Voor de laagstamkersenteelt heeft men nog niet de geschikte onderstam en de hoogstamboomgaarden brengen zeer veel plukkosten mee. Toch blijft de jaarlijkse produktie (20–30 mln. kg) ongeveer op peil, omdat veel boomgaarden hun maximumopbrengst nog niet hadden bereikt. De totale oppervlakte bedraagt (1977) ca. 4500 ha, waarvan 1200 ha rond Sint-Truiden, het voornaamste kersencentrum van België. Andere belangrijke gebieden zijn: Meerbeke en omgeving, het Waasland, omgeving Broechem en Moelingen-Visé.

De meest gekweekte variëteiten zijn: early rivers, bigarreau, napoleon, bigarreau-esperen, hedelfingen, schneiders späte knorpelkirsche, noordkrieken, kellerijs en de kleine Waalse. Een zeer groot deel van de produktie gaat naar Nederland, maar de BRD wordt ook een grotere afnemer.

De kers is in Westen Zuid-Europa sterk verbreid. Exportlanden zijn: Italië, Frankrijk, Griekenland, België, Joegoslavië, Hongarije en Zwitserland. Het Europese kersenseizoen loopt van mei tot aug.