Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Kerkelijke Staat

betekenis & definitie

vm. staat in Italië, het gebied waarover de paus als bisschop van Rome het wereldlijk gezag uitoefende. Dankzij schenkingen van christelijke Romeinse keizers en particulieren had de Kerk vanaf de 5e eeuw uitgebreide gebieden in en buiten Italië verworven (het Patrimonium Petri) en was paus Gregorius i de Grote (590-604) tenslotte de grootste grondbezitter in Italië geworden.

Daar de keizer van Byzantium niet bij machte was het hoofd te bieden aan de Langobarden die in 592 Rome belegerden, eiste paus Gregorius voor zich het recht op de belangen van ‘zijn land’ te verdedigen. Toen de Langobardische koning Aistulf in 751 het exarchaat Ravenna had veroverd en de naaste omgeving van Rome bedreigde, riep paus Stefanus II de hulp in van Pippijn III, koning van de Franken, die tegen Aistulf twee veldtochten ondernam (754 en 756). Hij verplichtte Aistulf de Pentapolis en Ravenna aan de paus af te staan (Donatio Pippini, 756), wat als de feitelijke stichting van de Kerkelijke Staat kan worden beschouwd. Het rijk van de Langobarden werd in 774 door de Frankische koning Karel de Grote geannexeerd; deze vergrootte het pauselijk grondgebied, waarover hij het protectoraat uitoefende. Gedurende de post-Karolingische chaos werd de Kerkelijke Staat bedreigd door de Saracenen en innerlijk verdeeld door feodalisering, zodat aanzienlijke gebieden autonoom werden. In het midden van de 11e eeuw fundeerde men de pauselijke aanspraken op een eigen grondgebied op de Donatio Constantini (→Constantijn, Schenkingsakte van), een vervalsing uit de tweede helft van de 8e eeuw.

Tijdens de →Investituurstrijd veroverde Hendrik IV, koning van Duitsland, in 1084 Rome. Zijn zoon, keizer Hendrik V, gaf bij het Concordaat van Worms (1122) de toezegging alle veroverde bezittingen aan de paus terug te geven. Dit werd echter verhinderd door de Romeinse adelspartijen en door de kerkhervormer →Arnoldus van Brescia, die de wereldlijke macht van de paus bestreed. De pausen steunden op de Duitse keizers, maar toen keizer Hendrik VI in 1194 het koninkrijk Napels verwierf en aldus de pauselijke gebieden omsingelde, werd hij een ernstig gevaar voor de Kerkelijke Staat. In 1274 schonk de Franse koning Filips III de Stoute aan de paus het graafschap Venaissin (waarin de stad Avignon). Het conflict tussen paus Bonifatius VIII (1294-1303) en de Franse koning Filips IVv de Schone en de daaropvolgende →Babylonische gevangenschap van de pausen te Avignon (1305—77) leidden tot anarchie in de Kerkelijke Staat.

De plaatselijke heren trokken de macht aan zich en in 1353 riep Cola di →Rienzo de republiek uit te Rome. De pausen zonden vanuit Avignon af en toe gezanten, van wie vooral de Spaanse kardinaal →Albornoz zich verdienstelijk maakte (1353—67) door de herovering van verscheidene gebieden en het opstellen van een wetboek voor de Kerkelijke Staat, dat tot 1816 van kracht bleef. Pas na het →Westers Schisma kon paus Martinus V (1417—31) een begin maken met het herstel van de Kerkelijke Staat. Zijn werk werd voortgezet door de renaissancepausen. Van betekenis voor de organisatie van de Kerkelijke Staat was paus Julius II (1503-13). Parma en Modena werden door hem veroverd (maar gingen naderhand weer verloren).

Bij zijn dood omvatte de Kerkelijke Staat aan de Adriatische Zee: Romagna en Ancona; in het centrum: Bologna, Spoleto, Perugia, Orvieto en Sabina; aan de Tyrrheense Zee: Tuscia en Campagna; in het koninkrijk Napels: de enclaven Pontecorvo en Beneventum; Avignon in Frankrijk. Later zouden nog enkele pauselijke vazalstaten hieraan worden toegevoegd: Ferrara (1598), Urbino (1631), Castro (1649) en Ronciglione (1649).De Franse Revolutie maakte een einde aan de Kerkelijke Staat. In 1791 werd Avignon door Frankrijk geannexeerd, in 1797 werden Bologna, Ferrara en Romagna ingelijfd bij de →Cispadaanse Republiek en in 1798 werd de rest van de Kerkelijke Staat tot Romeinse Republiek uitgeroepen. Na een herstel van de Kerkelijke Staat in 1801, werd Rome met de rest van het pauselijke grondgebied in 1808/09 bij het Franse keizerrijk gevoegd. Na de val van Napoleon werd de Kerkelijke Staat, behalve Avignon, dankzij kardinaal →Consalvi hersteld door het Verdrag van Wenen (1815). In de loop van de 19e eeuw werden pogingen ondernomen om de Kerkelijke Staat moderner te organiseren, o.a. door het opstellen van een grondwet met tweekamerstelsel (1847). Maar de Kerkelijke Staat bleek niet bestand tegen de revolutionaire beweging die de eenheid van Italië nastreefde.

In 1860 gingen Romagna, Marche en Umbrië verloren. Toen Frankrijk bij het uitbreken van de Frans-Duitse Oorlog in 1870 genoodzaakt was zijn troepen uit Rome terug te trekken, werd de stad door de Italianen bezet (20.9.1870). Bij de daarop volgende volksstemming verklaarde een grote meerderheid zich voor aansluiting bij het koninkrijk Italië. De Kerkelijke Staat werd dan ook bij Italië ingelijfd en Rome tot hoofdstad van het koninkrijk uitgeroepen (→Italië, GESCHIEDENIS).

Door de Garantiewet van 1871 werd de paus een soevereine vorst zonder gebied, met de beschikking over de Vaticaanse paleizen en een jaarrente. Paus Pius ix legde zich daarbij niet neer en beschouwde zich als de gevangene van het Vaticaan. Aldus ontstond de →Romeinse kwestie, waarvoor pas in 1929 een oplossing werd bereikt door de →Lateraanse Verdragen tussen paus Pius XI en Mussolini, waarbij de pauselijke paleizen een soevereine staat werden, nl. Vaticaanstad. LITT: W.Ullmann, The growth of papal government in the middle ages (1955); M.Vaussard, La fin du pouvoir temporel des papes (1964); H. Fuhrmann, Quellen zur Entstehung des Kirchenstaates (1968); P.Partner, The lands of Saint Peter, the papal state in the middle ages and the early renaissance (1972).