Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Katholieke Volkspartij (KVP)

betekenis & definitie

Ned. volkspartij, in 1945 ontstaan als voortzetting van de Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP), waarbij de KVP zich als volkspartij in beginsel openstelde voor nietkatholieke leden. De partij volgde in haar sociaaleconomisch beleid het zgn. subsidiariteitsbeginsel en toonde zich aanvankelijk een gematigde voorstander van corporatieve maatschappelijke ordening (→corporatisme).

Dit uitte zich o.m. in de bevordering van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. Doordat de KVP vele jaren lang ruim 30 % van de stemmen behaalde (alleen in de periode 1956—58 was de kamerfractie van de Partij van de Arbeid, PVDA, groter), had zij deel aan alle naoorlogse kabinetten en had daarin soms een overwegende invloed. Interne verdeeldheid ten aanzien van de Indonesische kwestie leidde in 1948 tot afscheiding van een groep onder leiding van C.Welter, de Katholieke Nationale Partij, die in 1955 weer binnen de KVP terugkeerde. De KVP toonde veel weerstand ten aanzien van de →doorbraak. Na de val van het kabinet-Cals (in de ‘nacht van Schmelzer’, 14.10.1966) ontstond echter ernstige verdeeldheid in de KVP tussen de aanhangers van een behoudende koers, in samenwerking met de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD), en degenen die een meer progressieve koers, herstel van de coalitie met de PVDA, wensten. Vier kamerleden die tot de laatste stroming behoorden traden in febr. 1968 uit de KVP als de groep-Aarden; zij vormden de kern van de nieuwe →Politieke Partij Radicalen (PPR). Een ernstige identiteitscrisis volgde, nog versterkt door de →ontzuiling; de KVP leed bij de kamerverkiezingen telkens aanzienlijke verliezen (1967: 39 zetels, 1971: 35 zetels, 1972: 27 zetels).

In 1972 scheidde zich een bezorgde groep van confessionele katholieken af en richtte de Rooms-Katholieke Partij Nederland (RKPN) op. Door deze verliezen aan aanhang ontwikkelde zich binnen de KvP een krachtige stroming die aanstuurde op samenwerking met de →Antirevolutionaire Partij (ARP) en de →Christelijk Historische Unie (CHU) binnen het →Christen-Democratisch Appèl (CDA). Het CDA nam in mei 1977 voor het eerst deel aan de kamerverkiezingen en behaalde, vergeleken met de som van het aantal zetels van ARP, CHU en KVP, één zetel winst. In de CDA-fractie (49) hebben 26 door de KVP genomineerden zitting.