o. (-s),
1. kleine kast; m.n. een lage kast met twee deurtjes en een lade boven: (zegsw.) het — bij het muurtje laten blijven, de dingen niet overdrijven, het niet te dol maken; iemand van het — naar de muur sturen, van de een naar de ander, van bikboord naar bakboord;
2. met een deurtje gesloten afdeling in een meubel enz.: een bureau met kastjes en laatjes;
3. kijkkast; (zegsw.) poppetje gezien? dicht (toe), gezegd als men iets wegbergt na het even getoond te hebben.