Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kar

betekenis & definitie

v./m. (-ren),

1. min of meer plomp voertuig op twee wielen: een — met een paard, een os, een buffel ervoor; een — met grind; een driewielige —, met één klein voorwiel; (zegsw.) aan de — stoten, duwen, iemand in zijn plannen helpen, hem steunen; tegen iemands — rijden, iemand voor het hoofd stoten, in zijn vaarwater komen, krenken; zich voor iemands karretje laten spannen, zich laten gebruiken voor andermans doeleinden;
2. hoeveelheid die in of op een kar geladen kan worden: een — zand; met karren, met grote hoeveelheden;
3. licht wagentje voor personenvervoer, tilbury;
4. (gemeenz.) fiets: een nieuwe —;
5. automobiel;
6. (boekdrukkerij) onderstel van een drukpers waarop de lettervorm heen en weer loopt.